H2.2 beeldspraak en gedicht

Lesdoel
Na de les weet ik wat beeldspraak :
door metafoor is
door vergelijking met "als" in de zin is
wat een gedicht is
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSpeciaal OnderwijsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lesdoel
Na de les weet ik wat beeldspraak :
door metafoor is
door vergelijking met "als" in de zin is
wat een gedicht is

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beeldspraak
  • Wat is beeldspraak?
  • Waarom gebruik je beeldspraak?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg in je eigen woorden uit wat beeldspraak is.

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef een voorbeeld van beeldspraak.

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Praten met je lichaam 
Emoties




Schrijf de zes basis emoties op


Slide 5 - Tekstslide

Emotie: Reacties op positieve of negatieve gebeurtenissen. 
Lichaamstaal: Met je lichaam kun je ook laten zien hoe je je voelt. 

Welke metafoor hoort  bij zijn lichaamstaal?
A
Hij rolt zijn ogen.
B
Hij is verbaasd.
C
Hij is zo blij als en vogeltje.
D
Hij heeft pijn.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Welke metafoor hoort bij het beeld?
A
Hij is verliefd.
B
Hij heeft vlinders in zijn buik.
C
Hij vertelt haar fabels.
D
Hij vertelt haar leugens.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Lichaamstaal is een
voorbeeld van:
A
Verbale communicatie
B
Non-verbale communicatie

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Welke zinnen zijn
beeldspraken?
A
Hij is zo groot als een boom.
B
Hij zuigt het verhaal uit zijn duim.
C
Hij is wijs als een uil.
D
Hij is slimmer dan zijn broer.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gedicht
A
Fictie
B
Non fictie

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een gedicht is een
A
tekstsoort
B
tekstdoel

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stelling:
Een gedicht moet rijmen anders is het geen gedicht.
A
Ja, dat klopt.
B
Nee, dat hoeft niet.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is dit een gedicht?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een gedicht is:
A
makkelijk te begrijpen
B
soms moeilijk te begrijpen
C
altijd moeilijk te begrijpen

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

gedicht
A
amuseren
B
informeren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gedicht
A
Uitleggen
B
Informeren
C
Overhalen
D
Amuseren

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is lichaamstaal?
A
Veel vertellen zonder emotie
B
Weinig vertellen met veel emotie
C
Uitleggen hoe je je voelt door te praten
D
Vertellen hoe je je voelt, zonder te praten

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies