Werkwoordspelling les 2
1 / 21
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Terugblik: Wat heb je onthouden van de vorige les werkwoordspelling?
Slide 2 - Woordweb
Slide 3 - Tekstslide
Hoe vind je de persoonsvorm in een zin? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
Slide 4 - Open vraag
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
PVTT
Ik ben benieuwd hoe lang hij het uithou....
Ik ben benieuwd hoe lang hij het uithou....
A
uithoud
B
uithout
C
uithoudt
Slide 11 - Quizvraag
PVTT
Zij beoordeel.... de gebeurtenis niet erg objectief.
Zij beoordeel.... de gebeurtenis niet erg objectief.
A
beoordeeld
B
beoordeelt
C
beoordeeldt
Slide 12 - Quizvraag
PVTT
Wor... je nog opgenomen in de selectie van het eerste elftal?
Wor... je nog opgenomen in de selectie van het eerste elftal?
A
Word
B
Wort
C
Wordt
Slide 13 - Quizvraag
PVTT
Beantwoor.... hij de post altijd zo laat?
Beantwoor.... hij de post altijd zo laat?
A
Beantwoord
B
Beantwoordt
C
Beantwoort
Slide 14 - Quizvraag
PVTT
Het gebeur... de laatste tijd steeds meer.
Het gebeur... de laatste tijd steeds meer.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
Slide 15 - Quizvraag
PVTT
Bran.... je handen niet aan die hete pan!
Bran.... je handen niet aan die hete pan!
A
brand
B
brant
C
brandt
Slide 16 - Quizvraag
PVTT
Vin... je leraar het goed dat je met je iPhone speelt tijdens de les?
Vin... je leraar het goed dat je met je iPhone speelt tijdens de les?
A
Vind
B
Vint
C
Vindt
Slide 17 - Quizvraag
PVTT
Hij geloof... niet dat dat mogelijk is met dat toestel.
Hij geloof... niet dat dat mogelijk is met dat toestel.
A
geloofd
B
gelooft
C
geloofdt
Slide 18 - Quizvraag
PVTT
Als je hem ondervraag..., moet je hem recht aankijken.
Als je hem ondervraag..., moet je hem recht aankijken.
A
ondervraagd
B
ondervraagt
C
ondervraagdt
Slide 19 - Quizvraag
Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekende
D
betekente
