BSR 21/03 1aha Spelling §9 pv vt sterke werkwoorden

Open je boek op blz. 256-257.
Log alvast in op LessonUp
(de code staat  linksonder in beeld).

§9 Persoonsvorm verleden tijd
van sterke werkwoorden.



Voordat we beginnen:
1AHA
SPELLING
timer
2:00
CURSUS 7:
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Open je boek op blz. 256-257.
Log alvast in op LessonUp
(de code staat  linksonder in beeld).

§9 Persoonsvorm verleden tijd
van sterke werkwoorden.



Voordat we beginnen:
1AHA
SPELLING
timer
2:00
CURSUS 7:

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Je kunt het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden uitleggen.
  • Je kunt de persoonsvorm van zwakke en sterke werkwoorden in de v.t. spellen.
Lesdoelen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In deze les:
  • Verder met Cursus 7: Spelling.
  • Persoonsvorm vt zwakke werkwoorden -> herhaling.
  • Persoonsvorm vt sterke werkwoorden -> nieuw.
  • Oefenvragen in LessonUp.
  • Tijd voor opdrachten.
  • Gezamenlijk afronden.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Er volgen nu wat herhalingsvragen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Mohammed .............................. morgen naar een nieuw huis.




Sjaan heeft haar moeder gisteren ..............................
Tip!
Persoonsvorm Tegenwoordige Tijd
Tip!
Voltooid Deelwoord
verhuist
verhuisd

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sterk of zwak?

DENKEN
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Typ een voorbeeld van
een sterk werkwoord

Slide 9 - Woordweb

Bedenk zelf voorbeelden, zoals:
denk - dacht
lieg - loog
zwem - zwom
§9 Persoonsvorm verleden tijd
van sterke werkwoorden

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sterke- en zwakke werkwoorden
ging
gaan
timmerde
timmeren
sloopte
slopen
schreef
schrijven
wandelde
wandelen
liep
lopen
Sterke werkwoorden
Zwakke werkwoorden

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zo spel je de persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden. 

Schrijf het werkwoord zo kort en eenvoudig mogelijk: rijden-reed, bewegen-bewoog.

Luister naar het meervoud om erachter te komen of je een d of een t schrijft.
bieden -> ik bood (want wij boden).
fluiten -> hij floot (want wij fluiten).
Persoonsvorm verleden tijd
Sterke
werkwoorden

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zo spel je de persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden. 

Gebruik alleen twee dezelfde letters achter elkaar als dat voor de uitspraak nodig is: 
schrikken -> schrokken
zitten -> zaten.
Persoonsvorm verleden tijd
Sterke
werkwoorden

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitlegfilmpje!

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mare en Inge eten zaterdag pizza.
A
Sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Corneel lacht om een filmpje.

Slide 16 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Abe drinkt koffie in de pauze

Slide 17 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

halen
verbazen
rijden
eten
werken

Slide 18 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer in elke zin de juiste vorm van de persoonsvorm verleden tijd.
In het voorjaar ...... (fluiten) de merel zijn prachtigste lied.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer in elke zin de juiste vorm van de persoonsvorm verleden tijd.
Eerlijk gezegd ....... (vinden) Erik zijn nieuwe game best saai.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer in elke zin de juiste vorm van de persoonsvorm verleden tijd.
Veel leerlingen ...... (denken) dat Nederlands een saai vak zou zijn.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Link

https://www.meesterklaas.nl/quiz/d-of-t
Maak een screenshot van de door jou gemaakte quiz waarop je score in beeld is.
Klaar? Werk alvast verder aan het huiswerk.

Slide 23 - Open vraag

Score van 90% of hoger, dan mag je kiezen of je mee doet of dat je de les zelfstandig doorneemt.
Aan het werk
Optie A
= huiswerk
Optie B
als optie A klaar is
Optie C
als optie A klaar is
Cursus 7: Spelling §9 
(blz. 256-257).

Havo: opdracht 1 t/m 4.

Vwo: Opdracht 1 t/m 5.

Maak ook het oefenblad af.



Oefen verder in de online trainer via Magister -> leermiddelen -> Nederlands -> Cursus 7 Spelling ->  §7, 8 of 9.

Of werk alvast verder aan  §10: voltooid en onvoltooid deelwoord.



Maak een samenvatting van spelling §7, 8 en 9. Gebruik voorbeelden uit het boek of verzin zelf voorbeelden.

timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Je kunt de persoonsvorm in tegenwoordige tijd correct spellen.
  • Je herkent het verschilt tussen sterke en zwakke werkwoorden.
  • Je kunt de persoonsvorm van sterke en zwakke werkwoorden in de v.t. spellen.

Lesdoelen

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wandelen verandert in de verleden tijd naar 'wandelden'. Is dit een sterk of een zwak werkwoord?
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mijn oma ... altijd veel verhalen.

(vertel, v.t.)
A
vertelt
B
verteld
C
vertiel
D
vertelde

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg in je eigen woorden uit 't ex-kofschip werkt.

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

'Ik kan sterke werkwoorden in de verleden tijd goed spellen.'
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 29 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Welke vraag heb jij over werkwoordspelling?

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Video

Deze slide heeft geen instructies