Thema 3 Monniken en Ridders

MONNIKEN
EN RIDDERS
1 / 73
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 73 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

MONNIKEN
EN RIDDERS

Slide 1 - Tekstslide

les 1
De Franken

Slide 2 - Tekstslide

De Hunnen
De Hunnen waren een volk uit Azië. Ze kwamen in de vijfde eeuw naar Europa. Ze roken hun kans met het ineenstorten van het West-Romeinse Rijk. Zo konden ze gemakkelijk grote delen van Europa plunderen, net zoals andere volkeren zoals de Avaren, de Vandalen en de Goten.

Slide 3 - Tekstslide

Attilla de Hun
Hij was de leider van de Hunnen.
Tijdens zijn heerschappij was hij een van de meest gevreesde vijanden van zowel het West-Romeinse Rijk als het Oost-Romeinse Rijk.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Begin van de Middeleeuwen
Wilde volkeren vallen het Romeinse Rijk aan. Er is geen Romeins leger meer dat de mensen beschermt. Vernielen, plundering, ruzie, oorlog, mislukte oogsten komen steeds vaker voor. Dus trekken de mensen weg om te verhuizen. Dat noemen we een volksverhuizing. 

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de volksverhuizing?
De volksverhuizing is een verhuizing van verschillende volken. De Romeinen konden het volk niet meer beschermen. Daarom vochten volken  met elkaar en werd ieder volk door elkaar weggejaagd. Zo kwam ieder volk op een andere plek. Iedereen zocht een veiig plekje. 

Slide 7 - Tekstslide

Gevolgen van volksverhuizingen
De mensen trokken weg. Ze namen de belangrijkste dingen mee. Geen luxe gereedschap maar iets om te overleven. Net als de jagers en de boeren. En door alle oorlog, gebrek aan scholen, verwoesting en angst vergaten mensen veel kennis. Niet denken, maar doen! Overleven! 
Ieder voor zich
Het Romeinse Rijk was een groot rijk met dezelfde gewoontes, regels en munt. In de Middeleeuwen verandert het grote rijk in allemaal losse koninkrijken. Die ruzie met elkaar hebben, andere gewoontes en regels hebben. Mensen doen weer aan ruilhandel, gaan jagen of worden boer.

Slide 8 - Tekstslide

Door welke volk kwam er een eind aan het Romeinse Rijk?
A
de Saksen
B
de Longobarden
C
de Moren
D
de Hunnen

Slide 9 - Quizvraag

Iedereen was overal op de vlucht omdat er overal strijd was. Deze periode noem je ook wel ....?
A
De eerste wereldoorlog
B
De migranten
C
De grote volksverhuizing
D
De vluchtelingen

Slide 10 - Quizvraag

Waarom waren er grote volksverhuizingen?
A
Het ene volk verjoeg het andere volk
B
Het Romeinse rijk beschermde niet meer
C
Mensen zochten een veilige woonplaats
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 11 - Quizvraag

Indeling van deze tijd
De Middeleeuwen: de tijd van de Ridders en de Monniken. 
We delen de Middeleeuwen in in de Vroege en de Late Middeleeuwen. 
Donkere tijden...
De Middeleeuwen noemt men ook wel de donkere Middeleeuwen. Niet omdat het altijd donker was, maar omdat er veel ruzie was.
Het leek een tijd zonder hoop. De adel en de kerk hadden de macht, er was altijd ruzie tussen kasteelheren en de armen moesten al het werk doen. Het geloof was het enige wat hoop gaf. 

2
Vroeg of Laat
Vòòr de Vroege Middeleeuwen waren de Romeinen de baas. 
Aan het einde (de Late) Middeleeuwen zijn de ridders (adel) de baas. 
1

Slide 12 - Tekstslide

Waarom noemde ze de Middeleeuwen ook wel de Donkere Middeleeuwen?
A
Er was nog geen elektriciteit dus het was donker
B
De monniken droegen donkere kleren
C
De mensen waren vies door het haardvuur en de toortsen
D
Er was veel kennis vergeten en het was een angstige tijd om in te leven

Slide 13 - Quizvraag

Na de Grote Volksverhuizing:
In ons land blijven drie grote Germaanse stammen wonen:

de Friezen; wonen aan de kust.
de Saksen; wonen in het oosten.
de Franken; wonen in het zuiden

In die tijd stonden grote delen van Nederland onder water.

Slide 14 - Tekstslide

In ons land blijven drie grote Germaanse stammen wonen, welke stammen zijn dat?
A
De Vandalen, de Goten, de Avaren
B
de Friezen, de Saksen, de Franken
C
de Juten, de Angelen, de Borgondiërs
D
de Vikingen, de Bataven, de Angelsaksen

Slide 15 - Quizvraag

Hoe noemen we de periode van de Monniken en Ridders?

A
de late Middeleeuwen
B
de vroege Middeleeuwen

Slide 16 - Quizvraag

In welk tijdvak was de periode van de Monniken en Ridders

A
van 0 tot 500
B
van 500 tot 1000
C
van 1000 tot 1500

Slide 17 - Quizvraag

Hoe heet de belangrijkste koning van de Franken?
A
Karel de Grote
B
Pepijn de Kleine
C
Lotharius de eerste
D
Lodewijk de Vrome

Slide 18 - Quizvraag

Het Frankische Rijk
De Franken worden de baas van veel Germaanse stammen.
Vroeger hielpen de Franken de Romeinen. Nu hebben ze hun eigen rijk. Het is bijna net zo groot als Europa nu.

Slide 19 - Tekstslide

Karel de Grote
Hij is de belangrijkste koning van het Frankische Rijk.

Hij is de baas van 768 tot 814.

In zijn tijd is het Franksiche rijk het grootst.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Veroveringen
De Saksen:
(waar nu Dutsland ligt)
de strijd duurt 30 jaar

De Longobarden:
(waar nu Italië ligt)
Hij hielp de paus en Karel werd nu Koning

De moren (waar nu Spanje ligt) kon Karel niet verslaan.

Slide 22 - Tekstslide

De Moren
De Moren zijn moslims en wonen in Spanje.

Karel de Grote wil graag al het land van de Moren hebben.
Maar hij kan de strijd niet winnen.

De Moren zijn moslims

Slide 23 - Tekstslide


Franken, Saksen en Longobarden....maar waar leefden ze eigenlijk?
A
Franken = Duitsland Saksen = Italië Longobarden = Frankrijk
B
Franken = Frankrijk Saksen = Duitsland Longobarden = Italië
C
Franken = Duitsland Saksen = Frankrijk Longobarden = Italië
D
Franken = Frankrijk Saksen = Italië Longobarden = Duitsland

Slide 24 - Quizvraag

Welk rijk kon Karel de Grote niet veroveren?

A
het rijk van de Saksen
B
het rijk van de Longobarden
C
het rijk van de Moren
D
het rijk van de Friezen

Slide 25 - Quizvraag

Karel had veel interesse in cultuur en wetenschap. Maar zoals zoveel mensen in de middeleeuwen kon Karel niet lezen en schrijven. Maar hij wil wel dat andere mensen dat kunnen. Daarom komt hij met wetten waarin staat dat alle jongens naar school moeten. Dit is goed voor iedereen. Zo leren ze niet alleen hoe ze een land moeten besturen, maar lezen ook over het geloof: het christendom. Dat geloof vindt Karel erg belangrijk. Karel denkt: als iedereen christen is, is er meer eenheid. Hij wil dan ook dat iedereen in zijn rijk christen wordt. Zelfs als hij daarvoor geweld moet gebruiken! 
NAAR SCHOOL

Slide 26 - Tekstslide

Schrijven
Karel de Grote kon zelf niet schrijven Zijn handtekening liet hij door anderen zetten, hij tekende alleen de twee streepjes in het midden.

Slide 27 - Tekstslide

Karel de Grote vond het belangrijk dat mensen kunnen lezen en schrijven.
Wie moesten daarom naar school?
A
alle jongens en meisjes
B
de monniken
C
alleen de jongens
D
alleen de meisjes

Slide 28 - Quizvraag

één groot rijk
Karel vindt het belangrijk dat zijn rijk een eenheid is.
- alle jongens gingen naar school en leerden schrijven.
- iedereen moest christen worden.
- alle wetten werden opgeschreven en verspreid.
- alle maten (lengte, gewicht) werden overal hetzelfde.

Slide 29 - Tekstslide

wat lukte niet
Eén ding is Karel nooit gelukt.
Hij wilde dat er in zijn hele rijk met dezelfde munt werd betaald.

Maar dat is hem nooit gelukt.
Hoe is dat nu?

Slide 30 - Tekstslide

Karel de grote wilde graag eenheid in zijn land. Hij heeft veel gedaan maar één ding is niet gelukt. Wat is dat?
A
Overal de zelfde munten
B
Overal dezelfde maten
C
Overal dezelfde wetten

Slide 31 - Quizvraag

De paus in Rome
- Baas van de Christenen.
- Edelen in Rome willen hem niet als paus.
- Karel de Grote helpt de paus
- Karel de Grote wordt keizer.

Slide 32 - Tekstslide

Hoe bedankt de paus Karel de Grote voor zijn hulp?
A
hij laat een kerk voor hem bouwen
B
Hij organiseert een feest voor Karel
C
Hij geeft hem een mooi cadeau
D
Hij kroont hem tot keizer

Slide 33 - Quizvraag

Begrippen:
  • de grootgrondbezitter
  • het landgoed
  • de leenheer en de leenman
  • de palts
  • het verval
  • de donkere middeleeuwen
  • de horigen

Slide 34 - Tekstslide

Veilig wonen in de Middeleeuwen (1)

(filmpje 01:15)

Slide 35 - Tekstslide

0

Slide 36 - Video

Veilig wonen in de Middeleeuwen (2)

(filmpje 01:15)

Slide 37 - Tekstslide

Keizer, leenheer en leenman?
  • Karel de Grote heeft land en verdeelt het land in stukken
  • Belangrijke mannen krijgen zo'n stuk land te leen en spelen de baas.
  • De leenman lenen ook weer stukken land uit en worden leenheer. Zij lenen dat land dan weer aan ridders die leenmannen worden genoemd.

Slide 38 - Tekstslide

 Wat zijn horigen?
Horigen waren in de Middeleeuwen de armste mensen. Ze waren het laagste in de maatschappij.
1
Horigen waren arme boeren en werklui die een stukje land van een rijke adellijke kasteelheer pachten (huurden.) Dat gebied mochten zij bewonen, in ruil voor een deel van hun oogst dat zij aan hun landheer afstonden ieder jaar.
2
Een horige was weinig meer dan een slaaf. Hij moest veel van wat hij bezat afstaan aan zijn heer, en eigenlijk was hij maar eigendom. 
3
Horigen werden vaak slecht behandeld. Als hun kasteelheer in strijd had met een ander moesten zij voor hem vechten. Ook bepaalde de kasteelheer met wie ze trouwden, wat ze geloofden en wat ze deden.
4

Slide 39 - Tekstslide

Paltsen
Karel bezocht zijn leenmannen. Tijdens zijn reis verbleef hij in een palts, een soort burcht/kasteel.
Karel liet bijvoorbeeld in Aken en Nijmegen een palts bouwen.
Wanneer hij in de plats woonde, dan was die palts tijdelijk de hoofdsta van het rijk.

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Het christendom in de Middeleeuwen.

Slide 42 - Tekstslide

De germaanse goden
- Germanen (en veel Franken) geloofden in eigen goden.
- Heilige eik

Slide 43 - Tekstslide

Bekeren tot christendom. 
- Heilige eiken omhakken
- Van heilige plekken christelijke plekken maken
- Mensen dwingen te bekeren
- Germaanse feesten overnemen
- Missionaris sturen (Willibrord)

Slide 44 - Tekstslide

De Germaanse god Wodan heeft een witte baard, een mantel en een wit paard. Zwarte kraaien verzamelen informatie voor hem.
De Germanen vieren een begin van een nieuw leven. Daarom versieren ze groene tallen met appels en noten.
De Germanen vieren de komst van de lente door eieren te versieren.
In de winter maken Germanen grote vuren en veel lawaai. Zo verjagen ze de boze geesten

Slide 45 - Sleepvraag

Het Franksiche Rijk valt uiteen
Karel sterft in 814 en is 72 jaar.
Zijn bezit moet worden verdeeld onder al zijn zonen. Alleen Lodewijk de Vrome leeft nog.


Slide 46 - Tekstslide

Het Franksiche Rijk valt uiteen

Als Lodewijk de Vrome in 840 sterft wordt het rijk verdeeld onder zijn 3 zonen.
Dat is het einde van het grote Franksiche Rijk

Slide 47 - Tekstslide

De Vinkingen komen
Ten noorden van het Frankische Rijk
wonen de Vikingen (Noormannen). Sterft
hier een man dan gaat al zijn bezit naar
de oudste zoon. De anderen krijgen niks.
Daarom gingen zij plunderen.
De zwakke nakomelingen van Karel de Grote konden weinig doen tegen deze Noormannen.

Slide 48 - Tekstslide

Vikingen
  • De Vikingen waren een Germaans volk, net als de Friezen

  • De Vikingen waren echter niet bekeerd tot het Christendom, maar geloofden nog in de Germaanse goden

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Video

  • 'vik' betekent zoiets als fjord

  • Dit is waar de vikingen in Noorwegen bij woonden

Slide 51 - Tekstslide

  • Vikingen hielden van lange baarden

  • Deze verzorgden ze goed

  • Soms versierden ze de baarden en hadden ze er vlechten in

Slide 52 - Tekstslide

De vikingen kwamen uit Scandinavië (Noord-Europa). Het waren sterke mannen die door te vechten in Walhalla (de viking hemel) zouden komen.
De vikingen waren goede botenbouwers. Zij maakten kleine, stevige oorlogsschepen waarmee zij naar veel landen voeren.
De vikingen handelden met andere landen en zij gingen op rooftocht. Zij plunderden dorpen en steden, die zij vervolgens in brand staken. Iedereen was bang voor deze woestelingen.

Slide 53 - Tekstslide

Slide 54 - Video

Ontdekkingsreizen en handel
De Vikingen ontdekken Groenland en later zelfs Amerika. En ze gaan handelen.

Ze varen zelfs helemaal naar het Midden-Oosten en stichten handelsplaatsen.

Ook in Europa gaan Vikingen wonen.

Slide 55 - Tekstslide

Welke land hebben de Vikingen (Noormannen) ontdekt?
A
Groenland en Amerika
B
Engeland en IJsland
C
Frankrijk en Duitsland
D
Zuid-Amerika

Slide 56 - Quizvraag

Waarom heeft een Vikingschip een drakenkop?
A
Omdat ze het mooi vinden.
B
Uit bijgeloof, dat jaagt de boze geesten weg.
C
Om mensen bang te maken.
D
Omdat het steviger is.

Slide 57 - Quizvraag

Hier staan landen van Europa. Horen ze wel of niet bij het rijk van Karel de Grote? 
Sleep ze naar de juiste plek.
Nederland
België
Frankrijk
Italië
Duitsland
Engeland
Vul opdracht 3 in.
Spanje
Niet
Wel

Slide 58 - Sleepvraag


Wat is de goede volgorde?
A
Romeinen - Grote Volksverhuizingen - Franken
B
Franken - Grote Volksverhuizingen - Romeinen
C
Grote Volksverhuizingen - Franken - Romeinen
D
Franken - Romeinen - Grote Volksverhuizingen

Slide 59 - Quizvraag


En nu natuurlijk de belangrijkste vraag: 
Waarom wordt hij Karel de Grote genoemd?
Schrijf in het kort op waarom jij denkt dat hij zo wordt genoemd. 

Slide 60 - Open vraag

Slide 61 - Video

Welk geloof had Karel de Grote?
A
Moslim
B
Christen
C
meerdere goden
D
Hindostaans

Slide 62 - Quizvraag

WAAR OF NIET WAAR?

Karel de Grote kan goed lezen en schrijven?
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 63 - Quizvraag

WAAR OF NIET WAAR?
Vikingen gingen plunderen omdat alleen de oudste zoon land kon erven.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 64 - Quizvraag

WAAR OF NIET WAAR?
Vikingen geloofden dat ze na hun dood in het Walhalla beloond zouden worden voor hun heldendaden.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 65 - Quizvraag

WAAR OF NIET WAAR?
Alleen meisjes mochten naar school in het Franksiche Rijk van Karel de Grote.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 66 - Quizvraag

WAAR OF NIET WAAR?
Het grote rijk van Karel de Grote werd na zijn door verdeeld in kleinere stukken.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 67 - Quizvraag

WAAR OF NIET WAAR?
Het grote rijk van Karel de Grote werd verdeeld in kleinere stukken na  dood van zijn zoon Lodewijk de Vrome
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 68 - Quizvraag

Een heiden is .....?
A
iemand die mensen probeert te bekeren
B
iemand die niet in de god van de christenen geloofd
C
iemand die in Rome woont
D
iemand die een kruisteken draagt

Slide 69 - Quizvraag

Als Karel de Grote op reis ging, waar woonde hij dan?
A
In een Palts
B
In een hotel
C
Bij mensen thuis
D
In een speciale tent

Slide 70 - Quizvraag

Wat is een missionaris?
A
iemand die beelden verkoopt
B
een handelaar in stoffen
C
iemand die het christelijk geloof verspreid

Slide 71 - Quizvraag

Dit hoort bij de
DONKERE MIDDELEEUWEN

Dit hoort niet bij de
DONKERE MIDDELEEUWEN

Slide 72 - Sleepvraag

Volgende week de echte toets
Neem je boek mee naar huis en leer alle lessen van
Monniken & Ridders

Slide 73 - Tekstslide