Week 10 Hoofstuk 4 Instructie geven

Beroepsthema 2 
Communicatie op het werk
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Beroepsthema 2 
Communicatie op het werk

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 4
Instructie geven

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1
Voor de onderstaande opdracht krijg je 3 minuten
de tijd.

  • Vouw een papieren vliegtuig.

Slide 3 - Tekstslide

Geen instructie!
Een instructie
  • De vliegtuigjes zijn niet allemaal gelijk, omdat er geen uitleg gegeven is over hoe en in welke volgorde je een vliegtuigje moet vouwen. Je noemt  deze uitleg een instructie.

  • Bij een instructie leg je iemand uit hoe je iets moet doen. Het is belangrijk dat je de informatie in een logische volgorde opschrijft. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1
Nog een keer

Vouw een vliegtuigje volgens de instructie die je hiernaast ziet.

Slide 5 - Tekstslide

Bron: https://nl.123rf.com via Google
Een instructie schrijven
Wanneer je een intstructie gaat schrijven is het belangrijk om te bedenken in welke volgorde je de informatie zet.

  • Met welke informatie begin je?
  • Welke informatie schrijf je daarna?
  • Met welke informatie eindig je?

Slide 6 - Tekstslide

Je hebt net zelf gemerkt hoe het is om iets zonder en met een instructie te doen.
Foto 1
Foto 2
Foto 3

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke foto
is
een
instructie?

A
foto 1
B
foto 2
C
foto 3

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 2

Kijk naar de instructie hiernaast. Het is een instructie voor een spel met een fles.

Zet de verschillende stappen in een logische volgorde zodat er een duidelijke instructie ontstaat.

Bedenk een leuke titel voor het spel.





Speluitleg
1) Ga in een kring om de fles zitten.
2) Schrijf de opdracht op een papiertje en rol hem op.
3) Voer de opdracht uit die op het papiertje staat.
4) Draai de fles rond tot hij stopt.
5) Bedenk allemaal een opdracht.
6) Degene naar wie de fles wijst, pakt een papiertje uit de fles.
7) Stop de opdrachten in een fles.




Slide 9 - Tekstslide

Bron: www.jeanne-miniatuur-schilderij.nl via Google

Noteer de juiste volgorde in je schrift.

Antwoord:
Juiste volgorde moet zijn:
5 - 2 - 7 - 1 - 4 - 6 - 3

Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Stap 6
Stap 7
Ga in een kring om de fles zitten.
Schrijf de opdracht op een papiertje en rol hem op.
Voer de opdracht uit die op het papiertje staat.
Draai de fles rond tot hij stopt.
Bedenk allemaal een opdracht.
Degene naar wie de fles wijst, pakt een papiertje uit de fles.
Stop de opdrachten in een fles.

Slide 10 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een instructie schrijven
  • Een instructie schrijf je in de gebiedende wijs, dat betekent dat de meeste zinnen beginnen met een werkwoord (doe-woord). 

  • Soms is het ook belangrijk dat je bepaalde dingen nodig hebt, de ingredienten of benodigdheden. Hiervoor maak je een lijstje.

  • Bij een instructie moet je ook aandacht besteden aan hoe je tekst eruit ziet, de lay-out. Schrijf korte en duidelijke zinnen, maak gebruik van plaatjes, gebruik een titel en kopjes. 




Schrijf geen overbodige informatie bij een instructie. 

Slide 11 - Tekstslide

Kijk bij de eerste serie lessen schrijfvaardigheid als je nog wat wilt weten over de opmaak, lay-out, van een tekst.

Maak gebruik van verschillende bronnen bij het schrijven van je instructie. Hierbij kun je denken aan het internet, een boek, een klasgenoot, een familielid, een vriend(in), enz.
Stappenplan instructie schrijven

  1. Leg je informatie in een logische volgorde in stappen uit.
  2. Maak de stappen herkenbaar door gebruik te maken van cijfers, bolletjes of streepjes.
  3. Voeg een ingredientenlijst of benodigdhedenlijst toe als dat nodig is.



  4. Maak gebruik van volgordewoorden zoals: eerst, daarna, vervolgens, ten slotte.
  5. Begin de verschillende stappen met werkwoorden, doe-woorden, zoals: pak, neem, maak, leg, bak, enz.
  6. Maak gebruik van plaatjes en/of foto's.
  7. Bedenk een titel die goed past bij je instructie.
  8. Gebruik korte zinnen.


Slide 12 - Tekstslide

Bron: www.flicker.com ; KatjaLinders
Opdracht 3
Zoek nu zelf 2 instructieteksten op internet en beschrijf waarom het een goede instructie is. 
Gebruik daarvoor de kenmerken van instructieteksten die je vindt in je VIA Handboek op bladzijde 172.




Slide 13 - Tekstslide

Bekijk voordat je gaat schrijven nog een keer het 'Stappenplan instructie schrijven' op de vorige slide.

 Vergeet niet: pas je taalgebruik aan aan je doelgroep en zorg voor een aantrekkelijke lay-out.
Samenvatting
  • Bij een instructie leg je iemand uit hoe je iets moet doen. Het is belangrijk dat je de informatie in een logische volgorde opschrijft.
  • De meeste zinnen in een instructie beginnen met een werkwoord, doe-woord.
  • Bij een instructie moet je ook aandacht besteden aan hoe je tekst eruit ziet, de lay-out. Maak gebruik van plaatjes, gebruik een titel en kopjes, zorg voor een mooie verdeling over je papier.
  • Schrijf geen overbodige informatie bij een instructie, gebruik korte en duidelijke zinnen

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Studiemeter
Voorzetsels

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetsels

Slide 16 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetsels
Een voorzetsel geeft de plaats of de tijd aan. Een voorzetsel staat vaak voor een zelfstandig naamwoord
Met een voorzetsel kun je waar of wanneer aangeven.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetsels: plaats

boven, onder, over, onder, tussen, tegen, naast, voor, achter, met, op, in, bij, langs, binnen, buiten, door
Voorzetsels: tijd

om, voor, na, vanaf, sinds, tijdens, tot, tot en met, in, rond, op, gedurende

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je gaat nu zelf een instructie schrijven.
Je mag kiezen uit de onderstaande opdrachten.
Je schrijft een instructie voor:
• je opa/oma over hoe je een Whats app bericht moet sturen, met een emoticon;
• een klasgenoot over hoe je een fietsband moet plakken;
• een kind van 8 jaar over hoe je het spel kwartetten speelt;
• een volwassene over hoe je op de fiets naar school komt (je route).

Stuur de opdracht door. Doe dit via Teams>opdrachten> Opdracht Nederlands Eigen instructie, hiervoor krijg je een punt.
Opdrachten en huiswerk
Studiemeter:
Stijl: Voorzetsels (3 oefeningen kiezen)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies