examentraining gedrag

H: gedrag.
BI/V/2 Gedrag bij mens en dier
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

H: gedrag.
BI/V/2 Gedrag bij mens en dier

Slide 1 - Tekstslide

21. De kandidaat kan gedrag van mens en dier op een gestandaardiseerde wijze beschrijven en dat beschreven gedrag verklaren. In dit verband kan de kandidaat

1 aangeboden problemen oplossen binnen de context van gedrag, gebruikmakend van
biologische begrippen:
– begrippen:
- uitwendige prikkel zoals temperatuur, licht geluid
- inwendige prikkel zoals hormonen, honger, dorst
- sleutelprikkel
- supranormale prikkel
- respons
– contexten:
- consumentengedrag
- (verantwoorde) behuizing voor (landbouw)huisdieren

2 ethogrammen en protocollen van gedrag van dieren of mensen maken en/of interpreteren, gebruikmakend van:
– veldwaarnemingen
– practicum
– visueel materiaal



Slide 2 - Tekstslide

3 aan de hand van concrete voorbeelden verschillende vormen van leren, sociaal gedrag en communicatie noemen en de functie(s) daarvan aangeven.

4 in concrete (beschreven) situaties de rol beoordelen van leren, sociaal gedrag en communicatie bij mensen en dieren bij taakverdeling en coördinatie, in het bijzonder bij:
– inprenten, trial & error, conditionering
– erfelijk / aangeleerd gedrag
– dreig- en imponeergedrag
– taakverdeling binnen groepen
– balts, paringsgedrag, broedzorg
– territoriumgedrag
– rolpatronen, normen en waarden
– rangorde
– voedingsgedrag
– verzorgingsgedrag

5 een standpunt over de vergelijking van het gedrag van mensen en dieren
bediscussiëren en beargumenteren

Slide 3 - Tekstslide

Gedrag:
Alle waarneembare activiteiten van een dier of een mens.
Ethologie: studie van gedrag van dieren.

Slide 4 - Tekstslide

Gedrag
Onder gedrag valt een heleboel, niet alleen bewegingen.
Denk ook aan: geluid maken, geurstoffen afscheiden, van kleur veranderen, staan, slapen etc.

Gedrag is vaak gericht op overleven. 
Gedrag is vaak een reactie op een prikkel. ->inwendig of uitwendig

Slide 5 - Tekstslide

Hoe wordt gedrag veroorzaakt?

Slide 6 - Tekstslide

gedrag beschrijven
Objectief!
*ethogram 
lijst van alle soorten gedrag die bij een dier voorkomen.

*protocol
lijst van waargenomen gedragingen bij een dier.

Slide 7 - Tekstslide

ethogram
protocol

Slide 8 - Tekstslide

gedragsketen
vaste gedragingen die elkaar opvolgen

Slide 9 - Tekstslide

sleutelprikkel

is een prikkel die steeds tot dezelfde vaste respons leidt.

een dier wordt door zijn erfelijke aanleg ''gedwongen'' om op de sleutelprikkel te reageren.

Slide 10 - Tekstslide

supranormale prikkels

Een koekoek heeft  een felgekleurdere snavel en zal dus meer te eten krijgen van zijn pleegouders.


=een prikkel waar sterker op gereageerd wordt.

Slide 11 - Tekstslide

aangeboren

alles wat je meteen al kan is aangeboren gedrag.

Bij dieren noem je dit ook wel instinct


Bijvoorbeeld: 

gapen

dieren die meteen na geboorte kunnen opstaan en lopen




Slide 12 - Tekstslide

aangeleerd gedrag
Al het gedrag wat je nog niet direct vanaf de geboorte kan is aangeleerd.
leren door nadoen 
leren door inprenten 
leren door trial and error
leren door conditionering
leren door na te denken -> inzicht

Slide 13 - Tekstslide

Inprenten
  • In de eerste weken leren jonge dieren en baby's wie hun ouders zijn.

  • Baby's herkennen binnen 2 dagen de geur van hun moeder.

  • Een jonge eend dat uit zijn ei komt, leert direct de vorm en geluiden van zijn moeder herkennen.

Slide 14 - Tekstslide

Gewennen

  • Mensen en dieren leren om niet op alle prikkels te reageren.

  • Vogels leren bijvoorbeeld dat vogelverschrikkers geen gevaar vormen. Ze zullen er dan niet meer op reageren.

Slide 15 - Tekstslide

Trial and error
  • Leren met 'vallen en opstaan'.

  • Door uitproberen leren dieren bijvoorbeeld wat wel en niet eetbaar is.

  • Trial and error heet ook wel proefondervindelijk leren.

  • In het plaatje hiernaast zie je ook een voorbeeld van trial and error.

Slide 16 - Tekstslide

Inzichtelijk leren

  • Leren door nadenken.

  • Dieren en mensen bedenken in hun hoofd hoe ze een probleem moeten oplossen.

  • De kraai hiernaast vult de vaas met stenen, zodat het water omhoog komt. Als het water hoog genoeg komt kan hij drinken.

Slide 17 - Tekstslide

Conditioneren
  • Leren door een verband te leggen tussen het gedrag en het gevolg daarvan.

  • De hond hiernaast heeft geleerd dat hij een beloning krijgt wanneer hij een trucje laat zien (op zijn achterpoten zitten), wanneer de baas dit vraagt.

  • Gedrag: op zijn achterpoten zitten. 
       Gevolg: Beloning (snoepje en vriendelijke woorden).

Slide 18 - Tekstslide

Imiteren

  • Leren door nadoen.

  • Hiernaast zie je dat welpen leren drinken door hun moeder na te doen.

  • Zo leren kinderen bijvoorbeeld met bestek eten. En leren vogels vliegen.

Slide 19 - Tekstslide

sociaal gedrag

Gedrag van soortgenoten ten opzichte van elkaar

Communicatie via: houdingen, geluiden, kleuren, geuren, gebaren

Slide 20 - Tekstslide

Een partner vinden
Dieren vinden een partner door baltsgedrag te vertonen.

Dieren maken bij de balts gebruik van (overdreven) signalen.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Functies van de balts
  • Te laten zien dat je wilt paren
  • Te laten zien hoe sterk of zorgzaam je bent
  • De angst voor elkaar te verminderen
  • Gelijktijdig klaar te zijn voor de paring

Slide 23 - Tekstslide

voortplantingsgedrag



bij vogels en vissen noem je dit balts

bij zoogdieren noem je dit bronst

broedzorg: verzorgen van eieren of jongen


Slide 24 - Tekstslide

territoriumgedrag

Dieren kunnen een eigen gebied hebben waar ze in leven. Dit noem je een territorium. De grenzen van dit gebied markeren ze door urine of geurstoffen.




Slide 25 - Tekstslide

dreig / imponeergedrag
Gedrag waarbij een dier zich zo groot en indrukwekkend mogelijk maakt.

Slide 26 - Tekstslide

rangorde in groepen bv. pikorde

Slide 27 - Tekstslide

Normen en waarden
  • Mensen hebben beter ontwikkelde grote hersenen dan de meeste diersoorten. Hierdoor kunnen mensen nadenken over hun gedrag en hierover oordelen: goed of slecht.

  • Mensen hebben normen en waarden voor hun gedrag ontwikkeld.

  • Waarden geven aan wat mensen belangrijk vinden. Normen zijn de gedragsregels die bij een waarde horen.

  • Je leert wat er van jou verwacht wordt in het gezin, op school en later in de maatschappij.


Slide 28 - Tekstslide

Rolpatronen

  • Bij mensen is er ook altijd een bepaald rolpatroon.

  • Dit zijn alle gedragingen die bij een rol horen. Bijvoorbeeld de rol van ouder, docent of kind.

Slide 29 - Tekstslide

De baas in de groep
Het dominante dier is de baas over de onderdanige dieren in de groep.

Rangorde: een groep met dominante en onderdanige dieren, waar iedereen zijn plek kent.

Een rangorde brengt rust in de groep, de regels zijn duidelijk. 

Bij hennen heet de rangorde: pikorde.

Slide 30 - Tekstslide