2.1 - Week 5 - Lezen 1 - Tekstdoelen & tekstsoorten

ZRGVEPL419AK
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

ZRGVEPL419AK

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Onderdeel Lezen
- Tekstdoelen
- Tekstsoorten
- Leesstrategieën 
- Signaalwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Aan het eind van de les
  • Weet je dat er vijf verschillende tekstdoelen zijn en kun je die benoemen.
  • Kun je minimaal vijf verschillende tekstsoorten benoemen.



Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Tekstsoorten
Je hebt nu al geleerd dat een schrijver verschillende doelen kan hebben voor een tekst.

Je gaat nu leren dat er ook verschillende tekstsoorten zijn.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Welke tekstsoort?

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Leesstrategieën

Slide 18 - Tekstslide

Verkennend lezen
- Bekijk het uiterlijk van de tekst: titel, lead, tussenkopjes, bron, afbeeldingen, grafieken

 - Bepaal het onderwerp


- Bepaal de tekstsoort:
artikel, advertentie, brief, krantenbericht, instructie enz.

Slide 19 - Tekstslide

Globaal lezen
Globaal lezen doe je alleen als je snel de belangrijke informatie uit de tekst wilt halen. Dit doe je als volgt:

  • - Lees van iedere alinea de eerste en de laatste zin;
  • - Bepaal wat je al weet over het onderwerp.
  • - Bepaal welke tekstsoort je herkent en wat het tekstdoel is.

Slide 20 - Tekstslide

Intensief lezen
Wat staat er nou precies?
Begrijp je de tekst helemaal?

Met "intensief" lezen bedoelen we dat je je nu gaat concentreren op de details van de tekst. 
Je zorgt dat je alles wat er staat, begrijpt.

Slide 21 - Tekstslide

De indeling van een tekst
Is altijd als volgt opgebouwd:

- Inleiding
- Kern
- Slot


Slide 22 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Een tekst is opgebouwd in zinnen en alinea's.
Samenhang in de tekst is van belang om de tekst te begrijpen.

-> Hoe doe je dat? 
Door signaalzinnen/signaalwoorden te gebruiken

Slide 23 - Tekstslide

Signaalwoorden
Tekstdelen hebben met elkaar te maken OF ze verwijzen naar iets wat al is genoemd in de tekst.

Slide 24 - Tekstslide

signaalwoorden

Slide 25 - Tekstslide

Ik moet de bloemen EN planten water geven
A
Voorwaarde
B
Opsomming
C
Voorbeeld
D
Tegenstelling

Slide 26 - Quizvraag

Vandaag schijnt de zon, MAAR morgen gaat het regenen.
A
Opsomming
B
Voorbeeld
C
Tegenstelling
D
Oorzaak-gevolg

Slide 27 - Quizvraag

Je mag naar je vriendin, MITS je de afwas hebt gedaan.
A
Voorwaarde
B
Oorzaak-gevolg
C
Volgorde van tijd
D
Opsomming

Slide 28 - Quizvraag

Mijn band is lek, DAAROM ben ik nu te laat.
A
Opsommming
B
Oorzaak-gevolg
C
Tegenstellilng
D
Voorwaarde

Slide 29 - Quizvraag

EERST ga ik naar oma, DAARNA kom ik naar huis.
A
Volgorde van tijd
B
Voorwaarde
C
Opsomming
D
Tegenstelling

Slide 30 - Quizvraag

Aan de slag - Huiswerk week 5
Werkboek:
- theorie 1 t/m 8 doorlezen
- maken opdrachten 3 t/m 8 (blz. 16), 
Online:
- deelvaardigheid Lezen tekst 1 & 2

Slide 31 - Tekstslide