Taalverzorging hfd. 4+5 (les 4)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 3

Lesopbouw

• 10 min. Zs lezen
• Lesdoelen bespreken
• Terugblik: als en dan
• Uitleg: Foutloos spellen
• Opdrachten maken
• Evaluatie

10 min. Zs

Lezen

Lesdoelen

• Je kunt meervouden van zelfstandige naamwoorden maken met -en, -s, -ën
• Je kent een aantal uitzonderingen 
• Je kunt het voltooid en het onvoltooid deelwoord correct spellen 
• Je kent de regel; vergelijking als of dan
• Je kunt ´foutloos´ spellen

Terugblik: Als en dan

Ik ben groter .... mijn broer.

Ik ben even groot .... mijn broer.

Ik ben net zo fanatiek .... mijn zus.

Ik ben fanatieker .... mijn zus.

DAN

ALS

DAN

ALS

Terugblik: voltooid en onvoltooid deelwoord

Infinitief                            Voltooid deelwoord                    Onvoltooid deelwoord

• Werken
  
  
• Drinken
  
  
• Eten
  
  
• Schrijven
  

gewerkt

werkend

gedronken

drinkend

gegeten

etend

geschreven

schrijvend

Uitleg: Werkwoordspelling

quizizz.com

Uitleg: werkwoordspelling

Spelling tegenwoordige tijd

- Vul het werkwoord 'lopen' in
Hoor je een -t dan schrijf je een -t. 

Hoor je geen -t dan schrijf je ook geen -t

Ik loop -> ik word

Hij loopt -> hij wordt 
loopt zij -> wordt zij

Uitleg: werkwoordspelling

Spelling verleden tijd (vt)

1. 't exkofschip

2. kijk naar de stam van het woord (-en weghalen)                verbranden

3. kijk naar de laatste letter                                                               d

4. Staat de letter in 't exkofschip -> +t(e)
     Staat de letter niet in 't exkofschip -> +d(e)                         verbrandde

Uitleg: Bijvoeglijke naamwoord

De rode auto

Bijvoeglijk naamwoord zegt iets

over een zelfstandig naamwoord

Je schrijft het zo kort mogelijk

-> de verbrande auto's
-> de blaffende honden

Opdrachten

Hfd. 5

opdr. 8+9+13 (blz. 183)

Ben je met alles klaar:

Lezen

Nakijken

Evaluatie

• Je kent de regel; vergelijking als of dan 
  
• Je kunt ´foutloos´ spellen
  

Wanneer gebruik je als?

Wanneer gebruik je dan?

Wat ging goed?

Waar heb je extra hulp bij nodig?

Iets hetzelfde is

vb. Pizza is net zo lekker als vis

Als iets overtreft

vb. Hij is beter dan haar