les3

• Economie
• Middelbare school
• vmbo b, k, g
• Leerjaar 2

Leerdoelen vorige lessen:

• je weet wat inkomsten zijn.
• je weet wanneer sprake is van inkomsten in geld.
• je weet wanneer sprake is van inkomsten in natura.
• je weet wanneer sprake is van inkomsten met tegenprestatie.
• je weet wanneer sprake is van inkomsten zonder tegenprestatie.
• je weet hoe je van maand naar kwartaal rekent en omgekeerd.
• je weet hoe je van maand naar jaar rekent en omgekeerd.
• je weet hoe je van week naar jaar rekent en omgekeerd.
• je weet hoe je van dag naar jaar rekent en omgekeerd.
• je weet hoe je van week naar maand rekent en omgekeerd.
• je weet hoe je van maand naar week rekent en omgekeerd.
• je weet hoe je diverse getallen moet afronden.

Vragen over het huiswerk?

welke onderdelen van een tabel ken je?

Minimumloon vs minimumjeugdloon

vanaf 23 jaar en ouder

tot 23 jaar,

percentage van minimumloon

Leerdoelen deze les:

• je weet wat een tabel is.
• je weet hoe je een tabel moet lezen.
• je weet wat het minimumjeugdloon inhoud.

Huiswerk volgende les

Maken de opdrachten van: 

Hoofdstuk 1

Paragraaf 3

Getallen op een rij

Opdracht 1

Sofie krijgt € 5,40 zakgeld per week.

Opdracht 2

Lars krijgt € 22,10 zakgeld per maand. 

Opdracht 3

Lars krijgt zijn zakgeld per maand.

Opdracht 4

Sofie krijgt haar zakgeld per week.

Opdracht 5

Je kunt deze bedragen niet zo maar met elkaar vergelijken.

Opdracht 6

Iets over je eigen zakgeld.

Opdracht 7

Lars krijgt 12 keer zakgeld per jaar, want er zitten 12 maanden in een jaar.

Opdracht 8

Sofie krijgt 52 keer zakgeld, want er zitten 52 weken in een jaar.

Opdracht 9

Het maandbedrag is hoger (22,10 is meer dan 5,40).

Opdracht 10

Je kunt deze twee bedragen niet zomaar met elkaar vergelijken, je moet ze eerst gaan omrekenen.

Opdracht 11

Je kunt zakgeld pas met elkaar vergelijken als de periode waarin je het geld krijgt gelijk zijn. Dus als ze allebei per week of per maand of per jaar zijn.

Opdracht 12

Het zakgeld van Lars per jaar is 12x22,10 = € 265,20

Opdracht 13

Om het jaarbedrag te berekenen is het maandbedrag keer 12 gedaan.

Opdracht 14

Jaarbedrag is dan 12x27 = € 324,-

Opdracht 15

Jaarbedrag is dan 12x16 = € 192,-

Opdracht 16

Jaarbedrag is dan 12x14 = € 168,-

Opdracht 17

Maandbedrag x 12 = jaarbedrag

of jaarbedrag = 12 x maandbedrag

Opdracht 18

Sofie krijgt per jaar 52x5,40 = € 280,80

Opdracht 19

4,80x52 = € 249,60

dus weekbedrag x 52 = jaarbedrag

Opdracht 20

Lars krijgt per jaar: € 265,20

Sofie krijgt per jaar € 280,80

Dus Sofie krijgt meer zakgeld!

Opdracht 21

280,80-265,20 = € 15,60

Sofie krijgt dus € 15,60 meer zakgeld per jaar.

Opdracht 22

52x5,50 = € 286,50 per jaar 

Opdracht 23

weekbedrag x 52 = jaarbedrag

0f jaarbedrag = 52 x weekbedrag

Opdracht 24

Het zakgeld van Lars per week:

22,10x12 en dat delen door 52 = € 5,10

Opdracht 25

19,50 is keer 12 gedaan (jaarbedrag) dat is gedeeld door 52 zodat je het weekbedrag krijgt.

Opdracht 26

(26x12):52 = € 6,-

Opdracht 27

(39x12):52 = € 9,-

Opdracht 28

(35,75x12):52 = € 8,25

Opdracht 29

bedrag per maand keer 12 en dat delen door 52

Opdracht 30

(5,40x52):12 = € 23,40

Opdracht 31

Het maandbedrag is keer 12 gedaan, de uitkomst is gedeeld door 52.

Opdracht 32

(4,50x52):12 = € 19,50

Opdracht 33

(6,75x52):12 = € 29,25

Opdracht 34

maandbedrag = (weekbedrag x 52) : 12 

of (weekbedrag x 52) : 12 = maandbedrag