Kapitel 9 les 4

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 115 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen voor deze les:     22. Mai 2025


- Kapitel 9 - woorden en spreken
- Hören & sehen





Waar wordt reklame voor gemaakt in de volgende Video?
En welke Duitse bekende zangeres speelt mee?
 


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Link

Wörter A & C - Vertaal de zinnen naar het Nederlands - Seite 133

1.  Der Kaffee steht niedrig im Regal.

2. Der Zucker ist noch in dem Karton.

3. Im Supermarkt brauche ich einen Einkaufswagen.
Vul de juiste vorm in:

4. Meine Mutter (sitzen) ................ im Sessel.
5. Er (zahlen) ..................... mit einem Gutschein.
6. Im Geschäft wurde ich gut ...................... (helfen - vt)

Slide 5 - Tekstslide

Kapitel 9 - Seite 103 - Einkaufen

Schrijfzinnen - Seite 135

Zelf nakijken Aufgabe 33, 34 ,35  - oefen Aufgabe 35 samen

Doorgaan met Aufgabe  39, 41, 42, 43 + Wiederholung 9 - Seite 164

Hören Aufgabe 40 





Hausaufgaben: Leren de schrijfzinnen op Seite  135 N-D
Maken Aufgabe 41, 43 Seite 127

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Vervoeg de werkwoord 

sitzen                            kaufen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie
Sie

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Thema: Einkaufen

Woordjes - 1. Reihe       Seite 132

Doe mee met je laptop.

Slide 10 - Tekstslide

Vertaal:
1.de kaas
2. de taart
3. de supermarkt

Slide 11 - Woordweb

Vertaal:
1.de boter
2.de tas
3. het geld

Slide 12 - Woordweb

Vertaal:
1. kopen
2. boodschappen doen
3. nodig hebben

Slide 13 - Woordweb

Wörter - Seite 132 - 2. Reihe

Zelf nakijken
Aufgaben 3 t/m 7 - Seite 103

Maak Aufgabe 10, 12, 13

Hören Aufgabe 11

Slide 14 - Tekstslide

2. Stunde Grammatik - Seite 114



3e naamval


Slide 15 - Tekstslide

Persoonlijke vnw 3e naamval

Ik geef jou de melk
Ich gebe dir die Milch                 zindsdeel = ...................

Na mit (= met) staat ook altijd de 3e naamval.

Ich gehe mit ihm zur Schule - mit + 3e naamval

Maak Aufgabe 19



Slide 16 - Tekstslide

Andere voorzetsels met de 3e naamval zijn: Seite 116

aus - uit                           Vertaal:
bei - bij                            1. van jou
mit - met                        2. na hem
nach - naar, na              3. van mij
seit - sinds                      4. met jullie
von - van, door              5. door hen
zu  - naar 

Slide 17 - Tekstslide

Maak Aufgaben 19, 21, 22, 23, 24

Vertalen lied


Hausaufgaben:
Leren Seite 132 - 2. Reihe
Leren Seite 114 + 116- persoonlijke vnw voorzetsels
Maken Seite 107 Aufgabe 10, 12, 13 , 14
Maken Seite 116 Aufgaben 22, 23, 24 



Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Neue Wörter Seite 96 - 2. Reihe

Herhalen de Modalverben (hulpwerkwoorden)

Maken tekst Aufgabe 14, 15,  - Seite 74
Aufgabe 17 - tekst

2e uur tekst en werken aan toets opdracht

Hausaufgaben: 
Leren:   Kapitel 8 - Wörter/ Seite 97 - 2. Reihe
Machen :Aufgabe -  /Seite 79 of tekst Seite 92

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Seite 18 - Aufgabe 10, 11, 12,13


Herhalen werkwoorden met de stam die eindigen op - d of - t

Vergelijk: wohnen - * reden - * arbeiten
stam: hele ww -en
ich
du
er,sie,es
wir
ihr
sie
Sie

Maak de oefeningen in de link

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

Wiederholung 6 - Seite 154

Machen Aufgaben 1 & 2 - gemengde werkwoorden





Luistertoets
Lernen neue Wörter Seite 26 - 1. Reihe
Machen Aufgaben 6 t/m 8

Slide 24 - Tekstslide

Hausaufgaben:

Leren Wörter 26 - 2. Reihe
Maken Aufgaben .......... Seite 
Leerdoelen deze les waren:
- nieuwe woorden leren & uitspraak     oefenen
- uitleg vervoeging zwakke ww. -stam eindigt op d/t
- Duits sehen & hören

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Link