Quizje hfst. 1

• Economie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

We spreken van een markt als er ...

1. een fysiek product verhandeld wordt
2. sprake is van vraag en aanbod
3. er een evenwichtsprijs tot stand komt
4. één plaats is waar een product verhandeld wordt

De arbeidsmarkt is een voorbeeld van een concrete markt

1. juist
2. onjuist

Welk kenmerk is geen bepalende factor voor de marktstructuur?

1. aantal aanbieder
2. hoogte toetredingsdrempels
3. infrastructuur
4. mate van productdifferentiatie

We spreke van een dominante aanbieder als deze een marktaandeel heeft van meer dan ....

1. 25%
2. 35%
3. 50%
4. 65%

Thee en koffie zijn voorbeelden van

1. homogene producten
2. heterogene producten
3. gedifferentieerde producten
4. onafhankelijke producten

Leveranciers van telecomdiensten, zoals KPN en Ziggo, bieden homogene producten aan.

1. juist
2. onjuist

De marktvorm volkomen concurrentie ...

1. bestaat uit vier verschillende markten
2. komt in de praktijk veel voor
3. heeft heterogene producten
4. heet ook wel volledige mededinging

Bij volkomen concurrentie zijn de aanbieders hoeveelheidsaanpassers

1. juist
2. onjuist

De aanbieder op de marktvorm monopolie ...

1. is volledig vrij in het bepalen van de prijs
2. biedt een heterogeen product aan
3. is een hoeveelheids-aanpasser
4. is een prijszetter

Alleen bij de marktvorm monopolie is de aanbieder een prijszetter

1. juist
2. onjuist

Wat is geen kenmerk van een oligopolie?

1. veel aanbieders
2. producten kunnen zowel heterogeen als homogeen zijn
3. aanbieders zijn prijszetters
4. prijs wordt bepaald door vraag en aanbod

Bij monopolistische concurrentie is het aantal aanbieders het enige verschil met volkomen concurrentie

1. juist
2. onjuist