Fictie mindmap 2 Havo

Lesopbouw
  • 10 minuten stillezen
  • klassikale uitleg over allerlei begrippen fictie
  • zelfstandig mindmap afmaken of beginnen aan H2 schrijven
  • afsluiting
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lesopbouw
  • 10 minuten stillezen
  • klassikale uitleg over allerlei begrippen fictie
  • zelfstandig mindmap afmaken of beginnen aan H2 schrijven
  • afsluiting

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les weet je...

... hoe je een mindmap maakt bij je leesboek om te gebruiken bij je toets donderdag.

...  wat de begrippen perspectief, tijd, moraal en ruimte betekenen in fictie.




Slide 2 - Tekstslide

Fictie

Slide 3 - Tekstslide

Wat is fictie?

timer
0:15
A
een krantenartikel
B
het boek 'Spijt' van Carry Slee
C
het dagboek van Anne Frank
D
Nieuw Nederlands

Slide 4 - Quizvraag

Wat is fictie ook alweer?
  • Fictie is verzonnen en non-fictie niet.
  • Voorbeelden van non-fictie: woordenboeken, reisgidsen, studieboeken, geschiedenisboeken.
  • Realistische fictie is fictie die echt gebeurd zou kunnen zijn. (bijv. de Hoe overleef ik-boeken van Francine Oomen)

Slide 5 - Tekstslide

Hoe bereid je de fictietoets voor?
Door een mindmap te maken van jouw leesboek a.h.v.:
  • PERSPECTIEF
  • TIJD
  • MORAAL
  • RUIMTE

Slide 6 - Tekstslide

Perspectief: Als je graag meeleeft met de hoofdpersoon, lees je het liefst
boeken met een . . .
timer
0:15
A
alwetende verteller
B
personaal perspectief
C
ik-perspectief
D
maakt niet uit

Slide 7 - Quizvraag

PERSPECTIEF (NN blz. 41)
Perspectief is het standpunt van waaruit het verhaal verteld wordt, dit is dus niet de schrijver zelf.  Alleen van die persoon of personen weet je wat hij/zij ziet, denkt en voelt. 2 SOORTEN:
  • IK-PERSOON: het hele verhaal is geschreven vanuit de gedachten en gevoelens van die ene persoon, waardoor je je met hem/haar kan identificeren. Van de anderen weet je als lezer niets.

Slide 8 - Tekstslide

VERVOLG VERTELPERSPECTIEF
HIJ/ZIJ-VORM:
  1. Personaal perspectief: je weet alleen van de hoofdpersoon wat hij/zij ziet, denkt en voelt. Van de bijfiguren weet je dat niet. Het is dus wat afstandelijker dan bij een ik-persoon.
  2. Alwetende verteller: hierbij weet je van alles over meerdere personages. Het lijkt wel alsof er iemand boven het verhaal hangt die zels weet wat er in de toekomst zal gebeuren.

Slide 9 - Tekstslide

De zin: 'Later zou hij nog vaak aan deze dag terugdenken',
kom je tegen bij . . .
timer
0:15
A
ik-perspectief
B
alwetende verteller
C
personaal perspectief
D
elk vertelperspectief

Slide 10 - Quizvraag

TIJD: Een historische roman . . .
timer
0:15
A
is geschreven in de tijd waarin het speelt
B
gaat over dingen uit het verleden
C
noem je realistische fictie
D
is bijvoorbeeld Boy 7 van Mirjam Mous

Slide 11 - Quizvraag

TIJD (NN blz. 83+125)
  • Historische tijd: in welke tijd het verhaal zich afspeelt 
(te herkennen aan voorwerpen, omgangsvormen, taalgebruik).

  • Vertelde tijd: tijdsduur die in een verhaal wordt beschreven.
(dag, week, maand, jaar, jaren ... let op een eventuele tijdsprong)

Slide 12 - Tekstslide

VERVOLG TIJD
  • Chronologische volgorde: een schrijver vertelt het verhaal in de volgorde waarin alles gebeurd is. Een eenvoudig verhaal vertelt wat er toen gebeurde... daarna... vervolgens etc.
  • Maar meestal verloopt de tijd niet geleidelijk en zitten er tijdssprongen in: de schrijver slaat een stuk tijd over (de volgende dag, een paar  maanden later). WAAROM???

Slide 13 - Tekstslide

VERVOLG TIJD
Andere vormen van een tijdsprong:
  • Flashback: een sprong terug in de tijd. Door zo'n terugblik begrijp je als lezer beter het personage en de situatie.
  • Flashforward: een sprong vooruit in de tijd. De schrijver vertelt wat er in de toekomst zou kunnen gebeuren. 

Slide 14 - Tekstslide

VERVOLG TIJD
  • Tijdversnelling: de schrijver vat een periode in een paar woorden samen; hij versnelt a.h.w. de tijd. Bijvoorbeeld: "Drie weken later voelde hij zich opeens veel beter."
  • Tijdvertraging: schrijvers kunnen er ook voor kiezen om een gebeurtenis langzamer te vertellen dan dat het in werkelijkheid zou duren. Bijv.: gedachten, handelingen van personages of ruimte heel uitgebreid beschrijven.                  

Slide 15 - Tekstslide

Een schrijver gebruikt een
flashforward vooral . . .
timer
0:15
A
om terug te blikken op gebeurtenissen
B
om je te laten meeleven met de hoofdpersoon
C
voor de chronologische volgorde
D
om het verhaal spannend te maken

Slide 16 - Quizvraag

MORAAL (NN blz. 167)
  • Moraal is een wijze levensles: een boodschap over wat goed en slecht is. 
  • Wat is de moraal van dit verhaal? Dat is nog niet zo gemakkelijk te zeggen! Maar het is belangrijk dat verhalen je aanzetten tot het denken over wat jij nu goed en slecht vindt in het echte leven. Mensen kunnen ook veranderen door de tijd en de situatie, maar de verhalen leren je beter begrijpen.

Slide 17 - Tekstslide

Ruimte en sfeer (NN blz. 250)
Ruimte heeft in de literatuur te maken met:
  • de plaats waar het verhaal zich afspeelt
  • de weersomstandigheden die het best bij de gebeurtenis-sen passen, bv. gemoedstoestand hoofdpersoon
  • het tijdstip die daarbij het beste past.
De ruimte die de schrijver kiest bepaalt de sfeer van een situatie: gezellig, eng, mysterieus, spannend ...

Slide 18 - Tekstslide

De sfeer in een verhaal wordt bepaald door . . .
timer
0:15
A
ruimte en plaats
B
weer en ruimte
C
plaats, weer en tijdstip
D
plaats en weer

Slide 19 - Quizvraag

En nu zelfstandig en stil aan het werk:
  • Mindmap verfijnen met de info die je nu nog gekregen hebt. Indien vragen: vinger opsteken. Tevreden?
  • Beginnen aan H2 Schrijven op blz. 58-59 theorie door-lezen en maken opdr. 1+2

Slide 20 - Tekstslide

AFSLUITING
  • Aanstaande donderdag hebben jullie de leesboekentoets, neem dus je leesboek en de mindmap mee!
  • Volgende week is er de 'Onderwijs Anders'-week, dus ook geen normale lessen.
  • Volgende keer dat ik jullie zie is dus pas dinsdag 3 december
  • Vandaar ook nu geen huiswerk!
  • Dus ruim rustig je spullen op en ga stil achter je stoel staan...

Slide 21 - Tekstslide

Tot de volgende keer maar weer!

Slide 22 - Tekstslide