H1 tm 4 Quiz

Test je kennis H 1 t/m 4
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Test je kennis H 1 t/m 4

Slide 1 - Tekstslide

Je hoort vaak over normen en waarden.
Wat zijn NORMEN?
A
Regels die de regering heeft bedacht.
B
Ongeschreven regels over hoe je jezelf hoort te gedragen.
C
Dingen die je belangrijk vindt als persoon of als groep.
D
Dingen die je in je leven een keer gedaan moet hebben.

Slide 2 - Quizvraag

Een strafbaar feit.
A
averij
B
attitude
C
telepathie
D
delict

Slide 3 - Quizvraag

Wat is hechtenis?

A
een vrijheidsstraf voor een zware overtreding van maximaal één jaar
B
een vrijheidsstraf voor een zware overtreding van één jaar tot maximaal 5 jaar
C
een vrijheidsstraf voor een zware overtreding voor levenslang
D
een vrijheidsstraf voor een lichte overtreding van maximaal 14 dagen

Slide 4 - Quizvraag

Iemand met levenslang zit:
A
max. 30 jaar
B
max. 50 jaar
C
levenslang
D
max. 25 jaar

Slide 5 - Quizvraag

In een rechtstaat...
A
moet de overheid voor de burgers zorgen.
B
moeten overheid en burgers zich aan de wetten houden.
C
mogen burgers stemmen over wie de macht krijgt.
D
zijn burgers niet beschermd tegen de macht van de staat.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een maatschappelijk probleem?
A
Er is een vechtpartij in de klas
B
Premier Rutte wordt bedreigd door de onderwereld.
C
Jan is door zijn vriend gedumpt
D
Bijna de hele klas heeft een onvoldoende voor maatschappijleer

Slide 7 - Quizvraag

tekst 3
De mensen in de buurt haalden hun schouders op over de hennep, maar ze vonden de brand wel gevaarlijk.

Als je een bepaalde misdaad niet meer zo erg vindt, heet dat?

A
kleine criminaliteit.
B
normvervaging.
C
oplichting

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de betekenis van risicofactoren?
A
Omstandigheden die de kans op crimineel gedrag verkleinen
B
Omstandigheden die de kans op crimineel gedrag vergroten.
C
Omstandigheden die ervoor zorgen dat je crimineel wordt.
D
Omstandigheden die ervoor zorgen dat je nooit iets fout doet.

Slide 9 - Quizvraag

Wat is geen risicofactor?
A
Gedragsproblemen
B
Onveilige opvoeding
C
Foute vrienden
D
Veel verhuizen

Slide 10 - Quizvraag

Volgens de bindingstheorie:
A
wordt iemand zonder opleiding, werk of relatie sneller crimineel
B
worden mensen met veel bindingen eerder crimineel
C
zijn mensen zonder vaste woon- of verblijfplaats vaker crimineel
D
bepaalt vooral de buurt of iemand crimineel wordt of niet

Slide 11 - Quizvraag


Wat betekent rechtshandhaving?
A
het handhaven van de rechtsorde
B
burgers beschermd tegen overheid

Slide 12 - Quizvraag

het feit dat je precies weet hoe hoog de maximumstraf is heeft te maken met:
A
Rechtsgelijkheid
B
Rechtszekerheid

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het legaliteitsbeginsel?
A
Naast rechten hebben we ook plichten.
B
Je kan niet twee keer worden vervolgd.
C
Iedere handeling van de overheid moet gebaseerd zijn op een wet.
D
De overheid kan ook strafbaar zijn.

Slide 14 - Quizvraag

Trias Politica betekent ...
(wat is een ander woord voor Trias Politica?)
A
alleenheerschappij
B
scheiding der machten
C
vrijheid
D
Montesquieu

Slide 15 - Quizvraag

Wat is etnisch profileren?
A
Mensen tegenhouden
B
Mensen letten op wat voor gedrag anderen vertonen
C
In ieder van ons gaat een crimineel schuil
D
Mensen met een bepaalde huidskleur vaker controleren

Slide 16 - Quizvraag

Klassenjustitie
A
Mensen uit lagere klassen worden voorgetrokken op mensen uit hogere klassen
B
Mensen uit hogere klassen worden bevoorrecht boven mensen uit lagere klassen
C
Mensen uit hogere klassen kunnen prima een hogere boete betalen
D
Mensen uit lagere klassen worden minder snel gepakt

Slide 17 - Quizvraag

Maken
Pagina 48 -  vraag 18
Pagina 49 - vraag 19 en 20 
Examenopgaven - pagina 52 en 53 

Slide 18 - Tekstslide