Grammatica

• Nederlands
• ISK

Grammatica Les

Samen lezen

Verhalen en boekjes (kast)

Groep 1; Jamal, Ebubekir, Nikita, Martin, Haifa, Fideel, Alina, Bella, Abdul, Ibro

Groep 2;

Taim, Timofii,Solin,Aaron,Yamama

Natuurlijk, hier zijn de antwoorden:

Hij ging gisteren naar school.

Ze leest vaak interessante boeken.

Je houdt van klassieke muziek.

Zij speelt graag met haar vrienden.

We gaan morgen naar het museum.

Hij moet morgen niet werken.

Zij heeft een mooie collectie schilderijen.

Ik ga op de bank televisie kijken.

User

Wat gaan we leren?

-Wat zijn werkwoorden? (herhaling)

-Voorbeelden geven van werkwoorden

-werkwoorden vervoegen

-zinnen maken

werkwoorden

Wat voor woorden zijn werkwoorden?

Wat gaan we doen?

-uitleg werkwoorden powerpoint

-Vul het formulier in met de werkwoorden

-maak zinnen met de werkwoorden (A4)

Werkwoorden disk H10

controleren                         straffen

 goedmaken                      verdienen

reageren                     discussieren

  regelen                              ontdekken

schrikken                            snoepen

Wat gaan we doen?

-inoefening (video)

-opdrachten eenvoudige grammatica (schrift)

Wat gaan we leren?

-goede zinnen maken

-volgorde woorden

woordvolgorde zinnen

Wie?

Doe wat?

Waar?

Wanneer?

Voorbeeld

Meneer Kroes geeft les in lokaal CL2 op woensdag.

Aan de slag

-maak de opdrachten van eenvoudige grammatica

Wat voor woorden zijn werkwoorden?

Groepen

Groep A

Groep 1; Jamal, Ebubekir, Nikita, Martin, Haifa, Fideel, Alina, Taim

Groep B;

 Timofii,Solin,Aaron,Yamama, Bella, Abdul, Ibro

Natuurlijk, hier zijn de antwoorden:

Hij ging gisteren naar school.

Ze leest vaak interessante boeken.

Je houdt van klassieke muziek.

Zij speelt graag met haar vrienden.

We gaan morgen naar het museum.

Hij moet morgen niet werken.

Zij heeft een mooie collectie schilderijen.

Ik ga op de bank televisie kijken.

User

Groep A

verleden tijd

voltooide tijd

Wat is het hele werkwoord?

Hij werkte in een fabriek.

Wij liepen door het bos.

Peter pakte zijn tas in.

De leerlingen gingen naar school

VT:Zet de zin in de verleden tijd

Hij fietst naar huis.

Jullie wonen in Friesland.

Zij vliegen naar Madrid.

Wij slapen op een matras.

Correcte antwoorden

Hij fietste naar huis.

Jullie woonden in Friesland.

Zij vlogen naar Madrid.

Wij sliepen op een matras.

Voltooide tijd: hele ww

Hij heeft gisteren gevoetbald.

Zij is vorige week gevallen.

We hebben vannacht goed geslapen.

In de pauze hebben ze goed gegeten.

Zet de zin in de voltooide tijd

Hij fietst naar huis.

Jullie wonen in Friesland.

Zij vliegen naar Madrid.

Wij slapen op een matras.

Voltooide tijd

Hij is naar huis gefietst.

Jullie hebben in Friesland gewoond.

Zij zijn naar Madrid gevlogen.

Wij hebben op een matras geslapen.

Groep B

Verkleinwoorden

De, Het, Een

www.de-het-woorden.nl

Voor de rest

Veel lezen, veel oefenen

Aan de slag

-maak de opdrachten van eenvoudige grammatica