Zinnen maken - werkwoord/persoonsvorm

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 4

Zinnen maken - werkwoorden

Wat kan je aan het eind van de les?

- Je weet wat werkwoorden zijn.

- Je kunt werkwoorden/persoonsvorm in een zin herkennen.

- Je kunt zelf zinnen maken met een werkwoord/persoonsvorm.

Werkwoorden/persoonsvorm in de zin

Lees de zin. 

Wat is het werkwoord?

Kies het goede antwoord.

Jip rent heel hard.

1. Jip
2. heel
3. rent
4. hard

Myra leest mooi een boek

1. Myra
2. leest
3. een
4. boek

Renzo eet een groot bord patat.

1. Renzo
2. patat
3. groot
4. eet

Noa en Robin vinden appeltaart erg lekker.

1. Noa en Robin
2. appeltaart
3. vinden
4. lekker

Gisteren liepen Else en Ali naar de speeltuin.

1. gisteren
2. liepen
3. naar
4. Else en Ali

In het nieuwe huis van Daan verven ze de muren wit.

1. nieuwe
2. van
3. wit
4. verven

Ahmad lacht om het grapje van juf Karen.

1. lacht
2. om
3. grapje
4. juf Karen

Zaya en Mo voetballen altijd op maandag.

1. Zaya en Mo
2. voetballen
3. op
4. altijd

Werkwoorden in de zin

Lees de zin.

Wat is het werkwoord?

Schrijf het werkwoord op.

Melis springt in het diepe zwembad.

Liam en zijn broertje spelen een leuk spel.

Abas en Hermon spelen met de hond.

De kinderen luisteren goed naar de juf.

Welke werkwoorden ken jij?
Schrijf op.

Picto's

Kijk naar het plaatje. 

Wat zie je?

Schrijf het hele werkwoord op.

Wat doen de mensen?

Wat doet de kat?

Wat doet de baby?

Wat doet de mevrouw?

Wat doet de meneer?

Wat doet de mevrouw?

Wat doet het paard?

Wat doet de mevrouw? Kleren ...

Wat doen de meisjes?

Werkwoorden oefenen

ik - hij - wij

Hij ...... vandaag naar school.

1. ga
2. gaat
3. gaan
4. gaad

Wij ............. een ei in de pan.

1. bak
2. bakt
3. bakken
4. bakd

De juf ............. nog steeds ziek.

1. ben
2. bent
3. is
4. zijn

De mevrouw ............ een boek.

1. schrijf
2. schrijft
3. schrijven
4. schrijfen

........ jij van de juf naar de wc?

1. Mag
2. Magt
3. Mogen
4. Maggen

Zelf zinnen maken

Kijk naar het plaatje. 

Maak een zin. 

Schrijf de hele zin op. 

Let goed op het werkwoord!

Wat doet de jongen?
Maak een hele zin!

Wat doet de kok?
Maak een hele zin!

Wat doen de meisjes?
Maak een hele zin!

Zinnen maken

Kijk naar het plaatje. 

Schrijf 10 zinnen op in je schrift. 

Schrijf de 10 zinnen daarna op in deze les.

Schrijf 10 zinnen bij de plaat.

Jeugdjournaal

Kijk naar het jeugdjournaal.

Schrijf 10 woorden op die je hoort in het jeugdjournaal.

https: