SO H1 bekijken 1kgt

• wiskunde
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 1

Bekijk je so nog eens goed

Heb je een vraag (deels) fout bekijk dan het filmpje in de slide.

Schrijf op wat je fout hebt gedaan en hoe het wel moest. 

Bij een (deels) foute vraag kun je nog een extra vraag maken om te kijken of je het nu WEL kunt/snapt.

vraag 1 had ik voor .....% goed

0100

Waar moet ik met deze vraag de volgende keer op letten?

Sleep de letters naar de juiste plek.

P

Q

T

W

R

S

U

V

vraag 2 had ik:
goed
fout want........

Geef bij elke uitslag aan of het WEL of GEEN uitslag van een kubus is.

WEL

WEL

WEL

WEL

WEL

WEL

WEL

WEL

NIET

NIET

NIET

NIET

NIET

NIET

NIET

NIET

Geef bij elke uitslag aan of het WEL of GEEN uitslag van een kubus is.

WEL

WEL

WEL

WEL

WEL

NIET

NIET

NIET

NIET

NIET

vraag 3 had ik voor .....% goed

0100

Hiernaast zie je het begin van vierkant KLMN. 

Op welke plek komt M?

Sleep je antwoord naar de juiste plek.

nog een keer extra oefenen?

maak op blz 48 van je LB vraag 7

vraag 4, 5, 6 had ik:
goed
fout want........

Ik kan een balk maken met 2 even grote vierkante ne 4 even grote rechthoeken.

1. waar
2. niet waar

De helft van de straal is de diameter.

1. waar
2. niet waar

de figuren 

b, c, f, g zijn vlakke figuren

1. waar
2. niet waar

Een bouwplaat is hetzelfde als een uitslag met plakrandjes.

1. waar
2. niet waar

Een balk heeft 8 zijvlakken.

1. waar
2. niet waar

Hoeveel ribben heeft een balk?

1. 6
2. 8
3. 10
4. 12

Een prisma heeft 2 vlakken die precies het zelfde zijn. De andere vlakken zijn rechthoeken. Hoe noemen we 1 van de 2 bijzondere vlakken?

1. rechthoek
2. zijvlak
3. grondvlak

Er zijn 3 ruimtefiguren die we kunnen rollen.

1. waar
2. niet waar

vraag 7 had ik voor .....% goed

0100

stap voor stap

1. teken punt A en links naast punt A punt B op 1cm afstand.
2. Teken bij B een cirkel met een diameter van 2 cm.
3. Teken bij punt A een cirkel met een straal van 2 cm.
4. Teken bij punt B een cirkel met een straal van 3 cm.
5. Teken bij punt A een cirkel met een diameter van 8 cm.
6. Teken bij punt B een cirkel met een diameter van 10 cm.
7. teken bij punt A een cirkel met een straal van 6 cm.
8. Teken bij punt B een cirkel met een diameter van 14 cm 
9. Als het nog lukt, teken bij punt A een cirkel met een straal van 8 cm. 

lever hier een foto van je cirkels in

nog een keer extra oefenen?

maak op blz 51 van je LB vraag 13

Einde oefening bij SO

De laatste oefeningen die je kunt maken staan in de herhaling.

heb je genoeg geoefend kun je verder met H4