Zinsontleding - SAMENVATTING

Herhalen ontleden
Uitleg + verduidelijkende oefening
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhalen ontleden
Uitleg + verduidelijkende oefening

Slide 1 - Tekstslide

Persoonsvorm vinden
  1. persoonsvorm is een vorm van een werkwoord
  2. kan in enkelvoud of meervoud staan

Je vindt de persoonsvorm door de tijd van de zin te veranderen. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm. 
Je kunt vaak de persoonsvorm ook vinden door de zin vragend te maken (werkt niet altijd!).

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de pv?
Een Japanse boot is onlangs gezonken.


Voor elk vak geeft je leraar huiswerk op.

Steeds meer brugklassers zijn stressgevoelig.


Slide 3 - Tekstslide

PV is onderstreept
Een Japanse boot is onlangs gezonken.

Voor elk vak geeft je leraar huiswerk op.

Steeds meer brugklassers zijn stressgevoelig.

Slide 4 - Tekstslide

Zinsdeelstrepen zetten
  1. Zinsdeel bestaat uit één woord of een paar woorden die bij elkaar horen.
  2. Elk zinsdeel  heeft één functie: wg, o, lv. Persoonsvorm is een zinsdeel dat hoort bij het wg of ng.
  3. TIP: als je de persoonsvorm hebt gevonden - weet je dat alles wat daarvoor is ALTIJD één zinsdeel is.

Doe de zinsdeelproef:  Probeer steeds een woord of woordgroep voor de pv te zetten. Als dat zo is, is het een zinsdeel. 

Slide 5 - Tekstslide

Waar moeten de strepen?
Een Japanse boot is onlangs gezonken.

Voor elk vak geeft je leraar huiswerk op.

Steeds meer brugklassers zijn stressgevoelig.

Slide 6 - Tekstslide

De strepen zet je als volgt:
Een Japanse boot | is | onlangs | gezonken.

Voor elk vak | geeft | je leraar | huiswerk | op.

Steeds meer brugklassers|  zijn | stressgevoelig.


Slide 7 - Tekstslide

WG of NG
NG: (naamwoordelijk gezegde) Een koppelwerkwoord (zijn, worden, blijven) met een aanvullend zinsdeel waarin een bijvoeglijk naamwoord (bn) of zelfstandig naamwoord (zn) staat. Onderwerp IS iets. Bij ng nooit een lv.

WG: (werkwoordelijk gezegde) Alle werkwoorden in de zin. Denk aan aan het/te +infinitief en splitsbaar werkwoord (H 2.7). Onderwerp DOET iets.


Leer het stappenplan van blz. 204 uit je hoofd
tot en met stap 5 = lijdend voorwerp.

Slide 8 - Tekstslide

NG - extra uitleg
NG: (naamwoordelijk gezegde) 
 => Onderwerp IS iets.
 => Er staat een koppelwerkwoord (zijn, worden, blijven) in de zin
       Het koppelwerkwoord is inwisselbaar door de andere twee kww'en. 
       Dus: staat er (een vervoeging van) zijn, dan kan dat ook worden
                 of blijven zijn.
=> het koppelwerkwoord koppelt het naamwoordelijk deel (een bijvoeglijk
      naamwoord (bn) of zelfstandig naamwoord (zn) met het onderwerp.
=>  Bij ng is er nooit een lv.




Slide 9 - Tekstslide

Vervoeging kww - 'zijn'


ik ben
jij bent / ben jij
hij/ zij/het is
wij zijn
jullie zijn
zij/ze zijn
Tegenwoordige tijd


ik was
jij was
hij/ zij/het was
wij waren
jullie waren
zij/ze waren
Verleden
 tijd



ik ben/was geweest
jij bent/was geweest
hij/ zij/het is/was                                         geweest
wij zijn/waren geweest
Voltooid deelwoord = geweest

Slide 10 - Tekstslide

Vervoeging kww 'worden'


ik word
jij wordt / word jij
hij/ zij/het wordt
wij worden
jullie worden
zij/ze worden
Tegenwoordige tijd


ik werd
jij werd
hij werd
wij werden
jullie werden
zij/ze werden
Verleden
 tijd



ik ben/was geworden.
jij bent/was geworden
hij/ zij/het is/was                                         geworden
wij zijn/waren geworden
Voltooid deelwoord = geworden

Slide 11 - Tekstslide

Vervoeging kww 'blijven'


enkelvoud
blijf / blijft

meervoud
blijven
Tegenwoordige tijd


enkelvoud
bleef

meervoud
bleven
Verleden
 tijd


enkelvoud
ben(t)/is gebleven (vtt)
was gebleven (vvt)

meervoud
zijn/waren gebleven
Voltooid deelwoord = gebleven

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het gezegde?
Een Japanse boot | is | onlangs | gezonken.

Voor elk vak | geeft | je leraar | huiswerk | op.

Steeds meer brugklassers|  zijn | stressgevoelig.


Slide 13 - Tekstslide

Het gezegde is:
Een Japanse boot | is | onlangs | gezonken.         wg

Voor elk vak | geeft | je leraar | huiswerk | op          wg

Steeds meer brugklassers|  zijn | stressgevoelig    ng


Slide 14 - Tekstslide

Onderwerp
Onderwerp is de hoofdrolspeler in de zin. Begint NOOIT met een voorzetsel.

Manier 1: onderwerpsproef
pv veranderen van enkelvoud naar meervoud of andersom
zinsdeel dat mee moet veranderen, is het onderwerp
Manier 2: vraag stellen
Wie/wat  + gezegde? Antwoord hierop is het onderwerp.

Slide 15 - Tekstslide

Wat is het onderwerp?
Een Japanse boot | is | onlangs | gezonken.         wg

Voor elk vak | geeft | je leraar | huiswerk | op          wg

Steeds meer brugklassers|  zijn | stressgevoelig    ng


Slide 16 - Tekstslide

Het onderwerp is:
Een Japanse boot | is | onlangs | gezonken.         wg
                  o
Voor elk vak | geeft | je leraar | huiswerk | op.           wg
                                                    o               
Steeds meer brugklassers|  zijn | stressgevoelig     ng
                            o


Slide 17 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
  • Belangrijke rol naast het onderwerp. Begint NOOIT met een voorzetsel.
  • Komt voor in zinnen met werkwoorden waar je iets of iemand voor kunt
      zetten. Bijvoorbeeld: iets stemmen, iemand feliciteren
  • NOOIT bij een naamwoordelijk gezegde.

Vinden door de volgende vraag te stellen:
Wie/wat + wg + o? Antwoord is het lijdend voorwerp.

Slide 18 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp?
Een Japanse boot | is | onlangs | gezonken.         wg
                  o
Voor elk vak | geeft | je leraar | huiswerk | op.           wg
                                                    o               
Steeds meer brugklassers|  zijn | stressgevoelig     ng
                            o


Slide 19 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp?
Een Japanse boot | is | onlangs | gezonken.         wg
                  o
Voor elk vak | geeft | je leraar | huiswerk | op.           wg
                                                    o               lv
Steeds meer brugklassers|  zijn | stressgevoelig     ng
                            o


Slide 20 - Tekstslide