3B 1.4 - Adverbs & place prepositions

1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Welcome! Part I
Today:
1. Homework check
2. Grammar:
Intensifiers  &
prepositions (voorzetsels)

3. Time for homework

Slide 2 - Tekstslide

intensifiers en mitigators

Intensifiers versterken bijvoeglijke naamwoorden en mitigators verzwakt ze.

I am really late. I was supposed to be there an hour ago!  (really = intensifier)

The movie wasn’t bad, but I’m kind of disappointed because I expected it to be better.  (kind of = mitigator)


Slide 3 - Tekstslide

Intensifiers
Engels
Nederlands
Voorbeeldzin
extremely
extreem / ontzettend
I am extremely disappointed in you.
incredibly
ongelofelijk
She is incredibly strong. She can lift a car.
really
echt
She is a really good dancer.
very
heel
I think maths is very difficult.

Slide 4 - Tekstslide

Mitigators
Engels
Nederlands
Voorbeeldzin
a bit
een beetje
I'm feeling a bit sick.
fairly
tamelijk
I was fairly surprised when I heard the news.
kind of
wat
They looked kind of angry at us.
pretty
vrij
This ice cream tastes pretty good.
rather
best wel
Be careful, this book is rather old.
slightly
een beetje
She was slightly injured in the accident.
somewhat
enigszins
The design was somewhat complicated.

Slide 5 - Tekstslide

I'm feeling (een beetje) tired after the long journey.

Slide 6 - Open vraag

She is (heel) talented at playing the piano.

Slide 7 - Open vraag

Jim is extremely good at swimming. He won the championship three times in a row.
A
mitigator
B
intensifier

Slide 8 - Quizvraag

I find learning a language rather difficult, but I’m slowly getting better.
A
mitigator
B
intensifier

Slide 9 - Quizvraag

He is an incredibly kind person. He always helps everyone.
A
mitigator
B
intensifier

Slide 10 - Quizvraag


Last year, the winter was a bit cold, but it didn’t freeze at all.
A
mitigator
B
intensifier

Slide 11 - Quizvraag

Prepositions of place

Slide 12 - Tekstslide

Grammar time!
 (Prepositions of Place) 

Slide 13 - Tekstslide


My book is in my bag.


I am in my room. 






We live in the Netherlands.


My book is on the table.


I am on the bus to Leeuwarden.




We are at school.





Slide 14 - Tekstslide

En= In

🇳🇱 = In

My book is in my bag.


I am in my room. 

👆🏻 Afgesloten ruimtes


I live in the Kardinaal de Jongweg.

👆🏻 Wegen


We live in the Netherlands.

👆🏻 Landen/grote gebieden

En= On 

🇳🇱= Op

My book is on the table.

👆🏻 Oppervlaktes

I am on the bus to Leeuwarden.

👆🏻 Openbaar vervoer


En= At 

🇳🇱 = Op

We are at school.

👆🏻 Gebouwen

I live at the Kardinaal de Jongweg 20.

👆🏻 Straatnummers



Slide 15 - Tekstslide

On and At?
Betekenen dus allebei "op"

Maar... Wat is dan het verschil tussen:
- I am at school?
en
- I am on school? 

Slide 16 - Tekstslide

The boy is on school. 
(bovenop)
These kids are at school.
👇🏻
👇🏻

Slide 17 - Tekstslide

In
On
In front of
Between
Next to
Under
Above

Slide 18 - Sleepvraag

I live ______ Germany.
A
in
B
on
C
at

Slide 19 - Quizvraag

1. The elephant is.......... the chair
A
next to
B
in front of
C
under
D
between

Slide 20 - Quizvraag

6. The girl is hiding............... the tree
A
under
B
behind
C
in front of
D
in

Slide 21 - Quizvraag

5. He is stuck.................the rocks
A
opposite
B
next to
C
between
D
on

Slide 22 - Quizvraag

2. The puppies are.........the basket
A
in
B
opposite
C
behind
D
on

Slide 23 - Quizvraag

7. The girls are standing............the bear
A
opposite of
B
behind
C
in front of
D
on

Slide 24 - Quizvraag

3. The statue of the girl is.................
the statue of the bull
A
next to
B
in
C
between
D
opposite

Slide 25 - Quizvraag

I meet you _______ the cinema.
A
on
B
between
C
in front of

Slide 26 - Quizvraag

8. The pig is.............the skateboard
A
on
B
in front of
C
under
D
in

Slide 27 - Quizvraag

4. He is hiding............his desk
A
behind
B
on
C
in front of
D
under

Slide 28 - Quizvraag

The library is _______ (tussen) the supermarket and the cafe.
A
between
B
next to
C
on

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Link

Homework for next time
Make; 
1.4, exercise 3 t/m 6 + 9, 10

Slide 31 - Tekstslide

Welcome! Part II
Today:
1. Homework check
2. Grammar:
Adverbs (bijwoord)

3. Time for homework

Slide 32 - Tekstslide

Bijwoord (adverb)
Een bijwoord zegt iets over een werkwoord (HOE iets gebeurt, actie in de zin).

Een werkwoord is iets wat je kunt doen: doewoord.
fietsen - schrijven
praten - kijken
koken - slapen

Slide 33 - Tekstslide

She sings ................. (mooi)

Slide 34 - Woordweb

Bijwoord (adverb)
Madonna sings beautifully.
("beautifully" zegt iets over de manier van zingen.)

The dog ate slowly.
("slowly" zegt iets over de manier van eten)

We walk quickly.
("quickly" zegt iets over de manier van lopen)



Slide 35 - Tekstslide

De meeste bijwoorden worden gevormd door -ly toe te voegen aan het bijvoeglijke naamwoord.
beautiful
careful
nice
slow
quick

-> beautifully
-> carefully
-> nicely
-> slowly
-> quickly

Slide 36 - Tekstslide

De meeste bijwoorden worden gevormd door -ly toe te voegen aan het bijvoeglijke naamwoord.
Bijwoorden die eindigen op
-le wordt -ly



terrible
horrible
incredible
-> terribly
-> horribly
-> incredibly

Slide 37 - Tekstslide

De meeste bijwoorden worden gevormd door -ly toe te voegen aan het bijvoeglijke naamwoord.
Bijwoorden die eindigen op:
-ic wordt -ally

fantastic
classic
ironic
-> fantastically
-> classically
-> ironically

Slide 38 - Tekstslide

De meeste bijwoorden worden gevormd door -ly toe te voegen aan het bijvoeglijke naamwoord.
Bijwoorden die eindigen op:
medeklinker + -y wordt  -ily


easy
happy
angry
-> easily
-> happily
-> angrily

Slide 39 - Tekstslide

LET OP! Sommige bijwoorden VERANDEREN NIET !
fast
long
hard
late

Slide 40 - Tekstslide

LET OP! 
good -> bijwoord -> well

Slide 41 - Tekstslide

Wat is juist?
He spoke ..... to her parents.
A
nice
B
nicely

Slide 42 - Quizvraag

Wat is juist?
She did her make-up ..........
A
careful
B
carefully

Slide 43 - Quizvraag

Wat is juist?
She sings .....
A
beautiful
B
beautifully

Slide 44 - Quizvraag


A
The music plays loudly.
B
The music plays loud.

Slide 45 - Quizvraag

Let's eat lunch.................
A
quick
B
quickly

Slide 46 - Quizvraag

Wat is juist?
Some people like to eat very .....
A
slowly
B
slow

Slide 47 - Quizvraag

Wat is juist?
He was running ...................
A
fast
B
fastly

Slide 48 - Quizvraag

Wat is juist?
The thieves were ..... walking around.
A
nervous
B
nervously

Slide 49 - Quizvraag

Wat is juist?
I can ..... find an exit.
A
easy
B
easily

Slide 50 - Quizvraag

The football player moved ......................
Deze video is niet meer beschikbaar
explain
A
sudden
B
suddenly

Slide 51 - Quizvraag

Wat is juist?
Mr Trump looks .......... for his glasses.
A
careful
B
carefully

Slide 52 - Quizvraag

Homework for next time
Make; 
Finish 1.3, then
1.4, exercise 7, 8, 11, 12, 13

Slide 53 - Tekstslide