De
provincies die samen de koning hadden afgezet vormden samen de Nederlandse Republiek. Een
republiek is een staat zonder koning. Elke provincie had een eigen
regering: de Provinciale Staten. Alleen als het echt moest, overlegden de provincies in de
Staten-Generaal. Dit waren de algemene vergaderingen waarin
vertegenwoordigers vergaderden.
Elke provincie kon één stem uitbrengen. De Staten-Generaal kon alleen ergens mee instemmen als alle provincies meestemden.