NN6 H3 - Spelling H1 (1)

Deze les
Spelling De brug: Leestekens en hoofdletters

Herhaling 

1) Lees de theorie Spelling De brug, blz. 259
2) Maak opdracht 1, blz. 259, in je schrift


1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Deze les
Spelling De brug: Leestekens en hoofdletters

Herhaling 

1) Lees de theorie Spelling De brug, blz. 259
2) Maak opdracht 1, blz. 259, in je schrift


Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Spelling De brug: Leenwoorden

Welke woorden zijn er in het Nederlands die uit een andere taal afkomstig zijn?
Denk aan website, etage, föhn




Slide 2 - Tekstslide

Deze les
Spelling De brug: Leenwoorden
Regels:
1) Engelse leenwoorden, samenstelling > je schrijft dit in het Nederlands als 1 woord > businessclass, sciencefiction
2) Is het rechterdeel van een samenstelling een Engels voorzetsel > dan plaats je een koppelteken > lay-out, stand-by
3) Sommige combinaties worden als een woordgroep gezien, deze delen schrijf je los > first lady



Slide 3 - Tekstslide

Deze les
Spelling De brug: Leenwoorden

Maak opdracht 2, blz. 260




Slide 4 - Tekstslide

Deze les
Spelling De brug: koppelteken en weglatingsstreepje

Koppelteken = e-mail
weglatingsstreepje = zomer- en wintertijd





Slide 5 - Tekstslide

Deze les
Spelling De brug: koppelteken en weglatingsstreepje
Wanneer koppelteken?
- als het anders onoverzichtelijk wordt: glas-in-lood-raam
- bij botsende klinkers (aa, ai, au, ii, oe, oo, ou, ui): studie-uur
- bij letters, cijfers, andere tekens en afkortingen: 40+-kaas
- bij aardrijksundige namen: Noord-Spanje
- in woorden met een voorvoegsel: ex-schoonzus, oud-leerling, adjunct-directeur





Slide 6 - Tekstslide

Deze les
Spelling De brug: koppelteken en weglatingsstreepje

Wanneer koppelteken?
- als het tweede deel van de samenstelling een hoofdletter heeft: anti-Brits, pro_Frans
- in samenstellingen van twee gelijkwaardige woorden: trainer-coach





Slide 7 - Tekstslide

Deze les
Spelling De brug: koppelteken en weglatingsstreepje

Wanneer weglatingsstreepje?
- als je een deel van het woord weglaat: op- en aanmerkingen of dorpsstraten en -pleinen

Maak opdracht 3, blz. 261



Slide 8 - Tekstslide

Deze les
Spelling De brug: tussenletters in samenstellingen

Samenstelling > twee woorden aan elkaar geplakt
deur + bel = deurbel

Verzin nog 5 samenstellingen, schrijf ze op in je schrift




Slide 9 - Tekstslide

Deze les
Spelling De brug: tussenletters in samenstellingen

Samenstelling > twee woorden aan elkaar geplakt
Wanneer moet je een s toevoegen?
- als je een s hoort, schrijf je deze ook > weersverwachting
- soms hoor je geen s, maar schrijf je wel een s > dorpsstraat (je zegt ook dorpsplein)




Slide 10 - Tekstslide

Deze les
Spelling De brug: tussenletters in samenstellingen

Samenstelling > twee woorden aan elkaar geplakt
Wanneer moet je '(e)n' toevoegen?
- 1e deel van de samenstelling = een znw dat meervoud op -en heeft >
paardenbloem / berenvel





Slide 11 - Tekstslide

Deze les
Spelling De brug: tussenletters in samenstellingen
Samenstelling > twee woorden aan elkaar geplakt
Wanneer moet je 'e' toevoegen?
- het eerste deel heeft geen meervoud > gerstebier
- het eerste deel verwijst naar iets waar er maar 1 van is > zonnewijzer
- het eerste deel heeft (ook) een meervoud op 's' > gedachtesprong
- het eerste deel is geen znw > goedemorgen, plattegrond
- het eerste deel versterkt een bijvoeglijk naamwoord > bereleuk





Slide 12 - Tekstslide

Deze les
Spelling De brug: tussenletters in samenstellingen

Maken: opdracht 4, blz. 261





Slide 13 - Tekstslide

Dinsdag 19 september
- Hebban in de klas > Ik mis nog veel reacties van leerlingen.
- Geef je reactie vandaag door aan mij.
- Check mijn reactie op het boek dat je doorgegeven hebt (bijna alle doorgegeven boeken zijn goed om te lezen in periode 1, niet allemaal)


Slide 14 - Tekstslide

Deze les
Wat was je score in Quizziz? Werkwoordspelling?
SO op 4 okt > werkwoordspelling, vormbenoeming en spelling h1 + h2
Vandaag > start met spelling H1 + H2

Spelling H1: Trema, apostrof, accent en cedille 
Aan het eind van de les:
  • weet je wanneer je trema's, apostrof, accenten en cedilles moet gebruiken.

Slide 15 - Tekstslide

Schrijf de volgende zin over en plaats leestekens op de juiste plekken.
ha vincent zei ilonka wat gezellig dat je er weer bent

Slide 16 - Open vraag

Schrijf de volgende zin over en plaats leestekens op de juiste plekken.
bij de italiaan staat van alles op het menu pizza pasta en tiramisu

Slide 17 - Open vraag

Schrijf de volgende zin over en plaats leestekens op de juiste plekken.
mevrouw van de heuvel riep joost en carine houd nou toch eens op met kletsen

Slide 18 - Open vraag

Wat en waarom? 
Deze les leer je hoe je een trema, apostrof, accent en cedille kunt gebruiken. Met deze tekens kun je betere teksten schrijven. Daarnaast helpt het je om te weten hoe je een woord moet uitspreken.

Slide 19 - Tekstslide

Trema
  • om te voorkomen dat twee klinkers in één woord samen worden uitgesproken: kopiëren (maar: gekopieerd), creëren, beëindigen 
  • in sommige leenwoorden (woorden uit een andere taal): fröbelen, conciërge
Let op: in samenstellingen geen trema, maar een koppelteken
co-ouderschap, wc-bril

Slide 20 - Tekstslide

met trema
zonder trema
coordinatie
officieel
officiele
poezie
patient
mecanicien
museum
dieet

Slide 21 - Sleepvraag

Apostrof
  • als weglatingsteken: 's nachts, 's morgens, Lars' scooter
  • Eindig het woord op s (of de s-klank) > Max' fiets, Cas'   telefoon
  • om uitspraakproblemen te voorkomen als je een s schrijft   bij: i o u a y 
  • Ezelsbruggetje: i(k) (h)ou (v)a(n) y(s)   
  • >>> baby's, Hanna's, accu's

Slide 22 - Tekstslide

Apostrof

  • in verkleinwoorden en meervouden van cijfer- en     letterwoorden: A4'tje, pc's, dvd'tje
  • in verkleinwoorden op-y, voorafgegaan door een     medeklinker: baby'tje maar displaytje

Slide 23 - Tekstslide


De hoofdstad van Noord-Brabant is
s-Hertogenbosch
A
goed
B
fout

Slide 24 - Quizvraag


Waar is de apostrof goed geplaatst?
A
Lex's zusje
B
Lexs zusje
C
Lex' zusje

Slide 25 - Quizvraag


Waar schrijf je een apostrof?
A
Tims vader
B
Lisas vader

Slide 26 - Quizvraag

Wat is juist?
A
wcs
B
wc's

Slide 27 - Quizvraag

Accenten
  • accent aigu: logé, soirée, café
  • accent grave: barrière, crèche, fin de siècle
  • accent circonflexe: enquête, crêpe

om klemtoon aan te geven, accent aigu: dé manier om rijk te worden, een héél mooie auto

Slide 28 - Tekstslide

met accent
zonder accent
enquete
premiere
acne
defile
genant
sate
abonnee
creme

Slide 29 - Sleepvraag

ê
é
è
accent aigu 
accent grave
accent circonflexe

Slide 30 - Sleepvraag

Welk accent bevat dit woord?

blèren
A
accent aigu
B
accent grave
C
accent circonflexe

Slide 31 - Quizvraag

Welk accent bevat dit woord?

coupé
A
accent aigu
B
accent grave
C
accent circonflexe

Slide 32 - Quizvraag

Welk accent bevat dit woord?

frêle (fijngebouwd)
A
accent aigu
B
accent grave
C
accent circonflexe

Slide 33 - Quizvraag

Cedille
  • het 'kronkeltje' onder de c: ç
  • zorgt ervoor dat de c als s klinkt voor een a, o of u: Curaçao, garçon
  • Normaalgesproken klinkt de de c (voor een a, o of  u) namelijk als k: caravan, decor

Slide 34 - Tekstslide


Neem de zin over en plaats hoofdletters, accenttekens, trema’s, apostrofs en cedilles.
‘ik houd uberhaupt niet van sate’, zei de actrice voorafgaand aan de premiere, terwijl ze met een fohn haar haren in model bracht.

Slide 35 - Open vraag

Opdrachten deze les
1) Nakijken werkwoordspelling H 1 en H2 (dit was huiswerk voor gisteren) - antwoordblad ligt voorin de klas

2) Maak de volgende opdrachten in je schrift:
  • H1 Spelling: opdracht 1 t/m 5 en 8, blz. 37 + 38

Klaar?
3) Nakijken H1 Spelling - antwoordblad ligt voorin de klas 


Slide 36 - Tekstslide

hier verder
Klaar?
1) Nakijken opdracht 1 t/m 4, blz. 35 - antwoordblad ligt voorin de klas 
2) Maken: opdracht 6 + 7, blz. 36 in je schrift
3) Vul Hebbanindeklas in / check Hebbaninde klas - is jouw boek akkoord?
4) Ga op zoek naar je leesboek (mediatheek / reserveren bij de bibliotheek)

Slide 37 - Tekstslide

Woensdag 20 september
KAHOOT

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

G3a opdrachten deze les
Maak de volgende opdrachten in je schrift:
  • H1 Spelling: opdracht 1 t/m 5 en 8, blz. 37 + 38

Klaar?
1) Nakijken - antwoordblad ligt voorin de klas 
2) Lezen in je leesboek


Slide 40 - Tekstslide