Les 4: (Herhaling VZ VW & zinsontleden) + onderschikkend versus nevenschikkend

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Les 4: (Herhaling VZ VW & zinsontleden) + onderschikkend versus nevenschikkende voegwoorden

Henk is getrouwd met zijn grote liefde.

Wat is hier het voorzetselvoorwerp?

1. Henk
2. Henk is getrouwd
3. zijn grote liefde
4. met zijn grote liefde

Henk is getrouwd met zijn grote liefde.

Is er een WW gez of een NW gez?

1. WW gez
2. NW gez
3. Deze zin kan zowel een WW gez als een NW gez hebben.

Met 5 mei staan we stil bij alle oorlogsslachtoffers.

Is hier een voorzetselvoorwerp of niet?

1. Ja, in deze zin zit een voorzetselvoorwerp.
2. Nee, in deze zin zit geen voorzetselvoorwerp.

Hij staat stil bij het stoplicht.

Is hier sprake van een voorzetselvoorwerp?

1. Ja, in deze zin zit een voorzetselvoorwerp.
2. Nee, in deze zin zit geen voorzetselvoorwerp.

Marlies geeft de bal aan Margreet.

Is deze zin een enkelvoudige of een samengestelde zin?

1. Enkelvoudig
2. Samengesteld

Nadat ik naar huis ben gegaan was het feestje niets meer aan.

Wat is hier de juiste samenstelling?

1. HZ + BZ
2. BZ + HZ
3. BZ + BZ
4. HZ + HZ

Leg in je eigen woorden uit waar je een enkelvoudige zin aan kan herkennen.

Leg in je eigen woorden uit waar je een samengestelde zin aan kan herkennen.

Leg in je eigen woorden uit wat een hoofdzin is.

Leg in je eigen woorden uit wat een bijzin is.

Deze les

Het verschil tussen onderschikkende en nevenschikkende voegwoorden 

Voegwoorden 

Voegwoorden combineren twee woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar. 

Houd je van pizza of pasta?

Het voegwoord of verbindt hier twee woorden: pizza & pasta.

Lisa kan goed koken maar Peter kan goed bakken.

- Twee hoofdzinnen zijn hier verbonden met een voegwoord.

De vermoeiende verkoper en het slechte weer zaten niet mee vandaag.

en combineert hier twee woordgroepen: 

"de vermoeidende verkoper" met "het slechte weer"

Toen ik naar huis wilde vertelde Jonas mij een spannend verhaal.

Wat is hier het voegwoord?

Leg in je eigen woorden uit wat een voegwoord is.
Geef een voorbeeld.

Typen voegwoorden

1) Nevenschikkende voegwoorden (NS. VGW) verbinden meestal twee woorden, twee woordgroepen of twee hoofdzinnen.

VB: Ik houd van voetbal maar Thomas vindt er niets aan. (HZ + HZ)

VB: De zware training en de spannende wedstrijd maakte het een vermoeiend weekend. (Twee woordgroepen)

2) Onderschikkende voegwoorden (OS. VGW) verbinden meestal een bijzin met een hoofdzin. 

VB: Terwijl ik aan het eten was keek ik televisie. (BZ + HZ)

Ik ga naar huis maar mijn vrienden willen blijven.

Is "maar" hier een onderschikkend of nevenschikkend voegwoord?

1. Nevenschikkend
2. Onderschikkend

Leg uit welke drie dingen nevenschikkende voegwoorden meestal verbinden. Geef je eigen voorbeelden.

Leg in je eigen woorden uit wat een nevenschikkend voegwoord is.

Leg in je eigen woorden uit wat een onderschikkend voegwoord doet. Geef een voorbeeld.

Zelfstandig werken

Maken: opdracht 1 t/m 4 pagina 150 - 151.