H4 - Vendredi 25 septembre - l'adjectif

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Plan du cours

  • Interrogation orale (devoirs): voca C (F-N & N-F)  p. 43-44
+ Verbes irréguliers Avoir, être, faire, aller in de 5 tijden 
  • Grammaire: L’adjectif (explication dans Référence blz.34-36) + boîte à grammaire (site)
  • Exercices du site (GL) + papier



Slide 2 - Tekstslide

Les objectifs d'apprentissage:
JE PEUX .....
  • Comprendre le rôle de l’adjectif qualificatif
  •  accorder l’adjectif en genre (man/fem) et en nombre (sing/pluriel) avec le nom qu’il qualifie
  • mettre l'adjectif à la bonne place

Slide 3 - Tekstslide

Devoirs:
Traduis: la dispute
A
het verdriet
B
de pubertijd
C
de ruzie
D
de relatie

Slide 4 - Quizvraag

Traduis: pareil

Slide 5 - Open vraag

Traduis: le jumeau

Slide 6 - Open vraag

Traduis: bavard
A
oudst
B
veilig
C
spraakzaam
D
verbonden

Slide 7 - Quizvraag

Traduis: open

Slide 8 - Open vraag

Traduis:
grappig

Slide 9 - Open vraag

Traduis: de mensen

Slide 10 - Open vraag

Conjugue: Nous ______ (faire - PC)
A
sommes faits
B
faisons
C
faisions
D
avons fait

Slide 11 - Quizvraag

Conjugue: Vous ______ (aller - futur)
A
iriez
B
irez
C
allerez
D
allez

Slide 12 - Quizvraag

Conjugue: Ils ______ (être - imparfait)
A
êtaient
B
étaient
C
sont
D
seraient

Slide 13 - Quizvraag

Vertaal: ik ging

Slide 14 - Open vraag

L'adjectif
  • Grammaire: L’adjectif (explication dans Référence blz.34-36) + boîte à grammaire (site)
  • Exercices du site (GL) + papier

Slide 15 - Tekstslide

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over....

Slide 16 - Open vraag

J'habite dans une ________ (petit) maison.
A
petit
B
petits
C
petite
D
petites

Slide 17 - Quizvraag

Ecris la bonne forme:
Les robes sont _______ (vert)

Slide 18 - Open vraag

Sophie est _______ (sortif)
A
sportife
B
sportives
C
sportif
D
sportive

Slide 19 - Quizvraag

De onregelmatige vrouwelijke vormen:
bon = ?

Slide 20 - Open vraag

De onregelmatige vrouwelijke vormen:
beau = ?

Slide 21 - Open vraag

De onregelmatige vrouwelijke vormen:
Italien = ?

Slide 22 - Open vraag

De onregelmatige vrouwelijke vormen:
heureux = ?

Slide 23 - Open vraag

C'est un ______ (beau) hôtel.
A
belle
B
bel
C
beau

Slide 24 - Quizvraag

Traduis: Ik heb een nieuw vriendin

Slide 25 - Open vraag

Het is een oude man.
A
C'est un vieux homme
B
C'est un homme vieil
C
C'est un vieil homme
D
C'est un homme vieux

Slide 26 - Quizvraag

Et maintenant, au travail....
- Faire les exercices (papier)

- Finir à la maison (devoirs pour mercredi prochain)

Slide 27 - Tekstslide

Quels objectifs d'apprentissage as-tu atteints? (ik kan....)

Slide 28 - Open vraag

Qu'est-ce que tu n'as pas compris?

Slide 29 - Open vraag

Slide 30 - Tekstslide