Spelling - Voltooid Deelwoord

Het voltooid deelwoord



1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Het voltooid deelwoord



Slide 1 - Tekstslide

Deze les
Beginnen we met lezen.
Herhalen we het voltooid deelwoord uitgebreid
Krijg je uitleg over het deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Ga je zelfstandig aan de slag. 

Slide 2 - Tekstslide

Pak je leesboek erbij!
Je gaat 5 minuten lezen.

Boek niet bij je? Ga op de NOS artikelen lezen. 
timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van de les weet je:

  • wanneer je een voltooid deelwoord gebruikt;
  • hoe een voltooid deelwoord is opgebouwd;
  • hoe je een voltooid deelwoord schrijft.
  • Hoe je een deelwoord als bijvoeglijknaamwoord schrijft

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een
voltooid deelwoord?
Als je wilt vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord. Voltooid betekent dat iets is afgerond.



Voorbeeld:
Het regent → Het is nu aan het regenen.
Het heeft geregend → De regen is voorbij, het is nu droog. 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

1. 't ex-kofschip of 't sexy fokschaap?

  Als de laatste letter van de stam voorkomt in 

't ex-kofschip of in 't sexy fokschaap, dan schrijf je een -t. Zo niet, dan schrijf je een -d

              

Slide 7 - Tekstslide

Je gebruikt 't ex-kofschip of 't sexy fokschaap als ezelsbruggetje bij de vervoeging van werkwoorden in de:
A
tegenwoordige tijd (tt)
B
verleden tijd (vt)

Slide 8 - Quizvraag

1. Zwak werkwoord in de verleden tijd (vt)
Voorbeeld voltooid deelwoord 'werken':

1.  Stam bepalen: werken -> stam is werk
2. De k zit in het 't ex-kofschip / 't sexy fokschaap 
    -> de laatste letter wordt daarom een 't'
3. Plak nu nog 'ge' voor de stam

                      GE + WERK + T = GEWERKT

Slide 9 - Tekstslide

2. Zwak werkwoord in de verleden tijd (vt)
Voorbeeld voltooid deelwoord 'werken':

1.  Stam bepalen: werken -> stam is werk
2. Plak nu nog 'ge' voor de stam en d of t erachter
3. Maak het langer.

                      de gewerkte uren. -> je hoort een t, je schrijft een t

Slide 10 - Tekstslide

Hoe ziet een voltooid deelwoord eruit?



  • Begint bijna altijd met ge-
  • Voorbeelden:                                                                       
     ik ben gevlucht, ze hebben mij gezocht, ik werd gevonden
  • Er staat altijd een ander werkwoord in de zin:         
     hebben, zijn of worden 
  • Dit is het hulpwerkwoord (de persoonsvorm) 

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?

Ik heb sperziebonen gekocht, want ik wist niet zeker of je spinazie lust.
A
lust
B
heb
C
wist
D
gekocht

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?

Mijn moeder moest naar het ziekenhuis rijden toen mijn vader in zijn vinger had gezaagd.
A
rijden
B
gezaagd
C
moest
D
had

Slide 13 - Quizvraag

Let op!
Soms begint een werkwoord al met be-, ver-, ont-, of her-. Deze krijgt dan géén ge- aan het begin van het voltooid deelwoord.

Voorbeelden: betaald, verteld, ontvoerd, hersteld.

Slide 14 - Tekstslide

Zwak werkwoord in de verleden tijd (vt)
Voorbeeld voltooid deelwoord 'verwachten':

1.  Stam bepalen: werken -> stam is verwacht
2. Er staat al een t, dus geen extra t.
3. Er staat al ver, dus het werkwoord blijft zo.

                      VERWACHT

Slide 15 - Tekstslide

Noteer het voltooid deelwoord uit de zin:
Afgelopen zaterdag hebben we de achtste verjaardag van 
mijn neefje Noah gevierd. 

Slide 16 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord uit de zin:
'We wilden naar het theater maar de kaartjes waren te duur dus toen hebben we maar een museum bezocht.'

Slide 17 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?
De buurman heeft zijn salaris niet op tijd ontvangen en nu moet hij verhuizen omdat hij de huur niet kan betalen.

A
heeft
B
betalen
C
ontvangen
D
verhuizen

Slide 18 - Quizvraag

Schrijf nu het voltooid deelwoord met de juiste uitgang: Staken

Slide 19 - Open vraag

Schrijf nu het voltooid deelwoord met de juiste uitgang: Strooien

Slide 20 - Open vraag

Paragraaf 10 
Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord 

Slide 21 - Tekstslide

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
De naam zegt het al!
Het is een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Een bijvoeglijk naamwoord wordt altijd gekoppeld aan ????!!!!!!

Mijn tante heeft een gebreide trui aan vandaag.
Gister liep mijn buurjongen met een gesloten houding over straat. 

Hoe schrijf je deze werkwoordsvorm? --> ZO KORT MOGELIJK!

Slide 22 - Tekstslide

Regels voor het (on)voldooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord:

- Gebruik de verlengproef als je niet weet of je een -d of -t moet schrijven. 
- Schrijf een (on)voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord altijd ZO KORT MOGELIJK

Dus: de danseres was mooi gekleed = 
                                                    de mooi GEKLEDE danseres

Slide 23 - Tekstslide

ONVOLTOOID DEELWOORD als

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD



Schrijf het woord zo kort en eenvoudig mogelijk.


OVD = Blaffend stond de hond aan het hek.

BN = De blaffende hond stond aan het hek.

Slide 24 - Tekstslide

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Welke is juist gespeld?
A
Het verlate feest
B
Het verlaatte feest

Slide 25 - Quizvraag

In welke zin is het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruikt?
A
De brief is geschreven
B
De geschreven brief
C
Hij schrijft snel een brief
D
De blauwe brief ligt op de tafel

Slide 26 - Quizvraag

Tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
Welke is juist gespeld?
A
Een lachent kind
B
Een lachend kind

Slide 27 - Quizvraag

Een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord:
A
Schrijf je zo kort mogelijk.
B
Schrijf je bij sterke en zwakke werkwoorden hetzelfde.
C
Er mag een uitspraakprobleem ontstaan.

Slide 28 - Quizvraag

Maak van het voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord.
(vergeten) De ... groente
A
vergeette
B
vergeten
C
vergeet
D
vergete

Slide 29 - Quizvraag

Lesdoel behaald? Ik weet wat een (voltooid deelwoord als) bijvoeglijk naamwoord is.
A
Ja
B
Nee

Slide 30 - Quizvraag

Wat vind je nog lastig?

Slide 31 - Open vraag

Aan de slag
Maken van spelling (cursus 7)
Paragraaf 9
Paragraaf 10 deel 2
Paragraaf 11

Dit is huiswerk voor na de vakantie. Je mag hier morgen ook nog aan werken in de les. 

Slide 32 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord van wachten is:

Slide 33 - Open vraag

Het voltooid deelwoord van schreeuwen is:

Slide 34 - Open vraag

het voltooid deelwoord van verhuizen is:

Slide 35 - Open vraag

het voltooid deelwoord van veranderen is:

Slide 36 - Open vraag

het voltooid deelwoord van juichen is:

Slide 37 - Open vraag

het voltooid deelwoord van organiseren is:

Slide 38 - Open vraag

Dit vond ik van de les en dit heb ik geleerd.

Slide 39 - Open vraag


Tot de volgend keer!

Schuif je stoel aan!

Slide 40 - Tekstslide