W22-BIO-J2-M-th6-Bs 5&6

Basisstof 5 
Aanpassingen bij dieren
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Basisstof 5 
Aanpassingen bij dieren

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Bs5) Wat ga je leren?
- Aanpassingen bij waterdieren
- Soorten poten bij landdieren  
- Soorten poten bij vogels
- Soorten snavels bij vogels  

Slide 3 - Tekstslide

Bs 5) Aanpassingen bij dieren
Dieren zijn aangepast aan de omgeving waarin zij leven. 
Het aanpassen aan de omgving noemt men adaptatie.
Aanpassingen kunnen te maken hebben met:
  • Voortbewegen (vooruitbewegen)
  • Voeding
  • Ademhaling 
  • Voortplanting 

Slide 4 - Tekstslide

Waterdieren
Hebben: 
Kieuwen: orgaan waarmee je onder water kan ademhalen
Vinnen: orgaan waarmee een vis in water kan bewegen en evenwicht kan houden.
Schubben met slijmlaag: huidbedekking dat ervoor zorgt dat vis makkelijk in het water kan bewegen
Gestroomlijnd: kop, romp en staat gaan geleidelijk in elkaar over
lichte skelet: vis wordt 'gedragen' door het water

Slide 5 - Tekstslide

Poten van landzoogdieren
De manier van lopen hangt af van waar het dier leeft:
Zoolgangers (1&2), teengangers (3) en topgangers/hoefgangers (4).






Bij hoefgangers (nr4) komen niet alle tenen tot ontwikkeling. 
Van elke teen die in ontwikkeling komt, raakt alleen het laatste teenkootje de grond.
Dit teenkoortje is omgeven door een hoef van hoornstof.

Slide 6 - Tekstslide

Mogelijke aanpassingen
  • Waterdieren: kieuwen, stroomlijn, waardoor minder weerstand van het water plaatsvindt, ondanks groot gewicht geen zwaar skelet.
  • Landieren: Bij groter gewicht een zwaarder skelet en stevige poten, 
  • Ondergrond: harde ondergrond: topganger, zachte ondergrond: zoolganger.

Slide 7 - Tekstslide

Poten van vogels
  • Zangvogels: Zitten vaak op een tak, hebben drie tenen die naar voren wijzen en een teen die naar achteren staat om zich vast te klemmen.
  • Roofvogels & uilen: Scherpe klauwen voor het vangen van prooi
  • Loopvogels: Zitten nooit op takken, dus ze missen de teen die naar achteren staat.
  • Watervogels: drijven op het water en hebben zwemvliezen.
  • Steltlopers: Zoeken voedel in ondiep water en in de modder. Hebben lange poten, zodat ze droog blijven. Hebben lange tenen zodat ze niet wegzwakken in de modder.

Slide 8 - Tekstslide

poten van vogels
zangvogel
Roofvogel
Loopvogel
Watervogel
Steltlopers 

Slide 9 - Tekstslide

Zangvogel
Roofvogel
Loopvogel
Watervogel
Steltloper

Slide 10 - Sleepvraag

De snavels van Vogels 
Kegelsnavel: om zaden mee te kraken
Pincetsnavel: om insecten uit hun schuilplaats te pikken
Haaksnavel: Om vlees in stukken scheuren
Priemsnavel: Om in de bodem van ondiep water dieren zoeken
Zeefsnavel: Om uit het water diertjes te filteren. 

Slide 11 - Tekstslide

snavels van vogels

Slide 12 - Tekstslide

Welke dieren hebben de meest gestroomlijnde lichaamsvorm?
A
Landdieren
B
Waterdieren

Slide 13 - Quizvraag

Welke dieren hebben een zwaarder skelet?
A
Landdieren
B
Waterdieren

Slide 14 - Quizvraag

Een voorbeeld van een topganger is...
A
Een kat
B
Een beer
C
Een paard
D
Een mens

Slide 15 - Quizvraag

Welke stelling is juist?
A
De snavel van vogels zijn aangepast aan voedsel
B
A en C zijn juist
C
De poten van vogels zijn aanpast aan hun omgeving

Slide 16 - Quizvraag

Deze poten zijn van een....
A
steltloper
B
loopvogel
C
roofvogel
D
watervogel

Slide 17 - Quizvraag

Bs6) Aanpassingen bij planten

Slide 18 - Tekstslide

Bs6) wat ga je leren?
- Welke soorten planten er zijn;
- Planten in droog milieu
- Planten in vochtig milieu

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Soorten planten(in verband met licht) 
Zonneplanten: Groeien bij veel licht 

Schaduwplanten: Groeien het best bij weinig licht

Voorjaarsbloeiers: schaduwplanten die vroeg bloeien

Slide 21 - Tekstslide

Planten in droog milieu
Hebben:
  • Kleine bladeren -> dus meer minder vocht verlies
  • Dikke bladeren -> meer vochtoplsag
  • stekels ter bescherming    
  • grote wortelstelsel -> meer vochtopname uit de grond
  • Soms wateropslag in stengel

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Planten in vochtig milieu
  • Grote en dunne bladeren (die vaak zweven in of op het water)
  • Stengel en bladeren zijn slap omdat ze vaak in of op het water zweven
  • Kleine wortelstelsel -> er is genoeg vocht in de buurt
  • Luchtkanalen in stengels om zuurtstof te vervoeren
  • Bloemen en bladeren steken uit het water 

Slide 24 - Tekstslide

Luchtkanalen 

Slide 25 - Tekstslide

Ga via magister naar de online omgeving van bio en maak de opdrachten van bs 5 en 6 



Weet je niet hoe je moet inloggen -> kijk naar de lessonup van week 16. Daar wordt uitgelegd hoe je dit kunt doen . Je docent houdt bij of je de opdrachten (voldoende) maakt.
Succes!

Slide 26 - Tekstslide