Cursus 7 §9 sterke en zwakke werkwoorden

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 7 - werkwoordspelling
1. Herhaling vorige les
2. Lesdoelen
3. Uitleg/ oefenen
4. Zelfstandig werken
5. Afsluiting in Lessonup

Slide 3 - Tekstslide

Ik ... (worden) regelmatig ingehuurd als kinderoppas door mensen in de buurt.
A
word
B
wort
C
wordt

Slide 4 - Quizvraag

Meestal ... (hanteren) de mensen in de buurt hetzelfde tarief.
A
hanteert
B
hanteren
C
hanteerd
D
hanteerdt

Slide 5 - Quizvraag

Soms ... (betalen) een oppasgezin mij bijna het dubbele.
A
betalen
B
betaald
C
betaalt
D
betaaldt

Slide 6 - Quizvraag

Mijn moeder ... (vinden) dat veel te veel.
A
vind
B
vindt
C
vindt
D
vinden

Slide 7 - Quizvraag

Dan ... (bieden) ik aan om een deel terug te nemen.
A
biedt
B
biet
C
bied
D
bieden

Slide 8 - Quizvraag

  • Je leert sterke en zwakke werkwoorden herkennen.
Lesdoelen

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden?

Slide 10 - Open vraag

Het maken van aantekeningen kan helpen om de uitleg beter te onthouden. 
Aantekeningen
bij werkwoord-spelling

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Sterke werkwoorden
Zwakke
werkwoorden
Sterke werkwoorden zijn sterk genoeg om in de verleden tijd van vorm te veranderen.
ik loop - ik liep
jij zoekt - jij zocht
wij gaan - wij gingen
Zwakke werkwoorden zijn niet sterk genoeg om in de verleden tijd van vorm te veranderen.
ik hoop - ik hoopte
jij maakt- jij maakte
bestellen - bestelden


Slide 13 - Tekstslide

Sterk of zwak werkwoord?
Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
stoppen
hebben
dansen
worden
schrijven
boffen
lopen
zijn
fietsen
lachen

Slide 14 - Sleepvraag

Hoe zat het ook alweer met sterke/zwakke werkwoorden? 
Zwakke werkwoorden
Sterke werkwoorden
In de verleden tijd blijft de klank hetzelfde.
In de verleden tijd verandert de klank.

Slide 15 - Sleepvraag

Uitlegfilmpje!

Slide 16 - Tekstslide

  • Wat: Cursus 7 paragraaf 9 opdracht 1 t/m 5 blz. 240/241 maken. Schrijf de antwoorden in je schrift. 
  • Hoe: individueel
  • Hulp: boek, buren, mevrouw de Vries 
  • Tijd: timer
  • Uitkomst: bespreken
  • Klaar: lees verder in je leesboek . 
timer
15:00

Slide 17 - Tekstslide

'Ik weet hoe ik de persoonsvorm in tegenwoordige tijd moet spellen.'
0 = echt (nog) niet / 100 = absoluut wel
-1100

Slide 18 - Poll

'Ik kan het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden is.'
0 = echt (nog) niet / 100 = absoluut wel
-2100

Slide 19 - Poll

Hoe weet je of een werkwoord sterk of zwak is?
timer
1:00

Slide 20 - Open vraag

Sterk of zwak werkwoord?


Voetballen
A
sterk
B
zwak

Slide 21 - Quizvraag

Sterk of zwak werkwoord?

Het vliegtuig ... (vliegen)
A
vloog
B
vliegde

Slide 22 - Quizvraag

Sterk of zwak werkwoord?


Zwemmen
A
zwom
B
zwemde

Slide 23 - Quizvraag

Vroeger (besteden) veel mensen hun vrije tijd aan het lezen van een boek.
A
bestede
B
besteden
C
besteedde
D
besteedden

Slide 24 - Quizvraag