1th Taalverzorging H6 les 1

10 minuten lezen
Voor de leerlingen thuis staat er een opdracht in de chat!
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

10 minuten lezen
Voor de leerlingen thuis staat er een opdracht in de chat!

Slide 1 - Tekstslide

Opstarten
Log in met je eigen naam!

Slide 2 - Tekstslide

Tot welke woordsoort behoort het woord tussen aanhalingstekens?

De docent legt het woordsoort voorzetsel 'uit'.
A
werkwoord
B
voorzetsel
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 3 - Quizvraag

Uitleg
De docent legt het woordsoort voorzetsel 'uit'.

Het woord uit hoort hier bij het hele werkwoord uitleggen en is dus onderdeel van het werkwoord

Slide 4 - Tekstslide

Programma
Planning komende zes weken
Uitleg Voorzetsels en vaste voorzetsels bij werkwoorden (quiz)
laatste quizvraag
Opdrachten maken
(opdrachten bespreken)
Toets bespreken

Slide 5 - Tekstslide

Planning komende zes weken
Over 3 weken een SO Grammatica zinsdelen en woordsoorten
- Tot die tijd gaan we die onderdelen behandelen en herhalen (drie lessen).

Laatste toetsweek een proefwerk lezen H1 t/m 6
- Hoofdstuk 6 moeten we nog doen en de overige theorie gaan we herhalen.


Nog twee kansen om te scoren!

Slide 6 - Tekstslide

SO grammatica woordsoorten 
werkwoorden
zelfstandig naamwoord
lidwoord
bijvoeglijk naamwoord
voorzetsels

De toets staat in Magister inclusief bladzijdes die je moet leren.
 
grammatica zinsdelen
persoonsvorm en zinsdelen
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
lijdend voorwerp

Slide 7 - Tekstslide

Uitleg Voorzetsels en vaste voorzetsels bij werkwoorden (quiz)

Slide 8 - Tekstslide

Welk woord past op de puntjes?

... het feest dronk Arnulf heel veel fristi.
A
Gedurende
B
Van
C
Om
D
Tijdens

Slide 9 - Quizvraag

Voorzetsels
Voorbeelden: achter, binnen, boven, langs, naast, onder, uit. ​

Een voorzetsel (vz) kun je meestal voor een lidwoord zetten. ​
Voorbeeld: Hij staat op een bruine boterham.
Een voorzetsel geeft plaats, tijd, oorzaak/reden of richting aan.​

TIP: een vz kun je voor ‘de kast' of voor 'het feest' zetten.​
De cadeaus liggen veilig opgeborgen in de kast. ​
Vanwege het feest waren alle straten versierd. ​

De man reisde de wereld over.










Slide 10 - Tekstslide

Wat geeft het voorzetsel in de volgende zin aan?

Voor de ogen van de docent schreef hij het huiswerk over.
A
tijd
B
reden/oorzaak
C
richting
D
plaats

Slide 11 - Quizvraag

Vaste voorzetsels
Bij sommige werkwoorden hoort een vast voorzetsel dat je niet kunt veranderen, zonder de betekenis te veranderen. 
Sommige werkwoorden kunnen niet zonder voorzetsel.

Kijk maar:
Ik houd van chocolade.
Ik houd me aan de afspraak. 

Ik bemoei me met die ruzie. 
Ik erger me aan alles. 
Ik gok op een voldoende. 

Slide 12 - Tekstslide

Is het voorzetsel in de volgende zin wel of geen vast voorzetsel?

Ik zit op een bankje.
A
vast voorzetsel
B
geen vast voorzetsel

Slide 13 - Quizvraag

Geen vast voorzetsel!
Ik zit op een bankje. 
Ik zit onder een bankje.
Ik zit naast een bankje. 


Slide 14 - Tekstslide

Is het voorzetsel in de volgende zin wel of geen vast voorzetsel?

Ik heb behoefte aan meer vrije tijd.
A
Vast voorzetsel
B
geen vast voorzetsel

Slide 15 - Quizvraag

Deel van een werkwoord
Let op: soms lijkt het of je te maken hebt met een voorzetsel, maar heb je eigenlijk te maken met een scheidbaar werkwoord.

Ik deel de toetsen uit. -> uitdelen
Ik pak de rommel op. -> oppakken

Slide 16 - Tekstslide

Patrick heeft veel ervaring *met* het installeren van computers.
A
deel van een werkwoord
B
gewoon voorzetsel
C
vast voorzetsel

Slide 17 - Quizvraag

Pannenkoekenbeslag bestaat *uit* meel, melk en eieren.
A
deel van een werkwoord
B
voorzetsel
C
vast voorzetsel

Slide 18 - Quizvraag

*Na* een goed gesprek legden ze het bij.
A
deel van een werkwoord
B
gewoon voorzetsel
C
vast voorzetsel

Slide 19 - Quizvraag

ik kan/weet
  • voorzetsels herkennen en gebruiken
  • opzoeken welk vast voorzetsel bij een werkwoord hoort
  • veelvoorkomende vaste voorzetsel bij werkwoorden op de juiste manier gebruiken

Slide 20 - Tekstslide

wat betreft voorzetsels
moet ik nog veel oefenen
heb ik een beetje door hoe ik ze kan herkennen
weet ik goed hoe ik ze kan herkennen en gebruiken
ben ik een pro

Slide 21 - Poll

Laatste quizvraag!

Slide 22 - Tekstslide

Wat geeft een voorzetsel nooit aan?
A
Tijd
B
plaats
C
oorzaak/reden
D
deel van een werkwoord

Slide 23 - Quizvraag

Aan de slag!
maak Taalverzorging H6 voorzetsels en vaste voorzetsels bij werkwoorden
Opdracht 1 tot en met 5

Thuis: Maak de opdrachten online. Jullie mogen uit de les!
Op school: tijd: 15 minuten. 

Klaar? Maak opdracht 6

Slide 24 - Tekstslide

Opdrachten bespreken

Slide 25 - Tekstslide

Toets bespreken

Slide 26 - Tekstslide