V4 4.1 Zouten, namen en formules + 4.2 Zouten in water

4.1 + 4.2 Zouten
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4.1 + 4.2 Zouten

Slide 1 - Tekstslide

Vorming van een zout
  • Atoommodel van Bohr: protonen en neutronen in kern, elektronen in schillen eromheen.
  • Valentie-elektronen zijn elektronen in de buitenste schil.
  • Edelgasconfiguratie: 8 elektronen in buitenste schil. 

Slide 2 - Tekstslide

Vorming van een zout
  • Na heeft 1 valentie-elektron
  • Wilt er 1 wegdoen voor octetregel.
  • Wordt zelf Na+-ion
  • Cl heeft 7 valentie-elektronen.
  • Wilt er nog 1 voor octetregel.
  • Wordt zelf Cl- ion

Slide 3 - Tekstslide

Vorming van een zout
  • Ionen die ontstaan trekken elkaar aan: ionbinding
  • Ionen zitten in een ionrooster

Slide 4 - Tekstslide

Enkelvoudige ionen
  • Ionen die bestaan uit 1 atoomsoort
  • Bestaan atoomsoorten met verschillende ionladingen
  • Binas 40A
  • Aangeven met Romeinse cijfers: goud(I)ion of goud(III)ion

Slide 5 - Tekstslide

Enkelvoudige ionen
  • Negatieve ionen eindigen op -ide

Slide 6 - Tekstslide

Samengestelde ionen
  • Ionen die uit twee of meer verschillende atoomsoorten bestaan.
  • Binas tabel 66B.

Slide 7 - Tekstslide

Naamgeving van een zout
  • Systematische naam: naam van het positieve ion + naam van het negatieve ion.
  • Let daarbij op eventuele Romeinse cijfers
  • Vb: ijzer(III)chloride
  • Vb: aluminiumoxide
  • Triviale naam: Binas tabel 66A
  • Vb: fluoriet ( = calciumfluoride)

Slide 8 - Tekstslide

Verhoudingsformule van een zout
  • Zout is zelf altijd neutraal: NaCl, KCl, FeCl3, MgF2,....
  • Komt door de verhouding positieve en negatieve ionen.
  • Verhoudingsformule van ijzer(III)chloride:
  • Fe3+ en Cl-: 1 Fe3+ en 3 Cl- maakt neutraal.
  • Het zout: FeCl3
  • Ladingen van ionen te vinden in Binas tabel 40A
  • Let op haakjes bij samengestelde ionen: Al(NO3)3

Slide 9 - Tekstslide

Geef de verhoudingsformule voor Al3+ en O2-

Slide 10 - Open vraag

4.2 Zouten in water

Slide 11 - Tekstslide

4.2 Oplossen van een zout
  • Ontstaan ion-dipoolbindingen tussen het ion en een watermolecuul
  • Omringen van ionen door watermoleculen: Hydratatie 
  • Niet elk zout is goed oplosbaar: Soms is de ionbinding te sterk
  • Binas tabel 45A

Slide 12 - Tekstslide

4.2 Oplossen van een zout
  • Binas tabel 45A:
  • g: goed oplosbaar (vb: NaCl)
  • m: matig oplosbaar (vb: MgSO3)
  • s: slecht oplosbaar (vb: CaCO3)
  • r: reageert in water (vb: CaO)

Slide 13 - Tekstslide

Oplosvergelijking van een zout
  • Water komt niet voor in de vergelijking: het reageert niet mee.
  • NaCl -> Na+ + Cl-
  • Algemene vorm: Zout -> ionen
  • Elk ion in het zout wordt afzonderlijk gehydrateerd
  • CuCl2 -> Cu2+ + 2 Cl-

Slide 14 - Tekstslide

Indampvergelijking van een zout
  • Als je een zoutoplossing verwarmt, verdampt het water.
  • Negatieve en positieve ionen vormen weer een ionrooster.
  • Het zout blijft achter.
  • Indampvergelijking: ionen -> zout
  • Zn2+ + SO42- -> ZnSO4

Slide 15 - Tekstslide

Oplosbaarheid van een zout
  • Geeft hoeveelheid stof aan die kan oplossen in een oplosmiddel bij bepaalde temperatuur.
  • Als maximale hoeveelheid zout is opgelost: verzadigd
  • Niet het geval? Onverzadigd

Slide 16 - Tekstslide

Oplosbaarheid van een zout
  • Geeft hoeveelheid stof aan die kan oplossen in een oplosmiddel bij bepaalde temperatuur.
  • Als maximale hoeveelheid zout is opgelost: verzadigd
  • Niet het geval? Onverzadigd

Slide 17 - Tekstslide

Een r in binas tabel 40A
  • Dan reageert het zout met water.
  • Bij Na2O, K2O, CaO en BaO
  • Nu wel water in reactievergelijking, want het reageert.

Slide 18 - Tekstslide