6 Vwo Economie par. 13.3 en 13.4

Opgave 13.9a

O = ...
A
10
B
35
C
45
D
80
1 / 36
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Opgave 13.9a

O = ...
A
10
B
35
C
45
D
80

Slide 1 - Quizvraag

Opgave 13.9c
Y = ...
A
320
B
490
C
1.030

Slide 2 - Quizvraag

Opgave 13.11d
I de pijl wijst van overheid naar financiele inst.
II de pijl wijst van buitenland naar financiele inst.
A
I onjuist II onjuist
B
I onjuist II juist
C
I juist II onjuist
D
I juist II juist

Slide 3 - Quizvraag

Opgave 13.11f
Het nationaal spaarsaldo is ...(1), want het particulier spaaroverschot ...(2) dan het begrotingstekort
A
1 negatief 2 <
B
1 negatief 2 >
C
1 positief 2 <
D
1 positief 2 >

Slide 4 - Quizvraag

13.11
Gezinnen krijgen aan inkomen 620 dit is dus Y
Y = C + B + S
620 = 290 + B + 170
Dus B = 160
(S-I) + (B-O) = (E-M)
(170-I) + (160-180) =(480-430)
(170-I) -20 = 50
170-I = 70
I= 100

Slide 5 - Tekstslide

6 Vwo Economie par. 13.3 en 13.4

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

BBP zegt niet alles
Rekening houden met:
- aantal inwoners
- prijspeil
- inkomensongelijkheid
- informele economie
* zelfvoorziening
* zwart werk

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

             ic nominaal bbp
ic reeel bbp = ---------------------------- x 100
             ic prijspeil

Slide 10 - Tekstslide

                                       ic reeel bbp
ic reeel bbp per inwoner = ---------------------------- x 100
                                             ic bevolkingsgroei

Dit is gelijk aan het indexcijfer van de koopkracht en ook gelijk aan het indexcijfer van de welvaart in enge zin

Slide 11 - Tekstslide

Het reëel BBP stijgt met 5,8%, de bevolkingsgroei is 8%. Met hoeveel % verandert het reëel BBP per hoofd?
A
+2,1 %
B
+2,2 %
C
-2,2 %
D
-2,0 %

Slide 12 - Quizvraag

Opdracht
BBP 2022 = 648 miljard, BBP 2025 = 712 miljard

De prijzen zijn in 2025 naar verwachting 7% hoger dan in 2022

Bevolking 2022 = 28 miljoen, Bevolking 2025 = 28,6 miljoen

Met hoeveel procent is het BBP per hoofd veranderd?

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht
1> 712 / 648 x 100 = 109,9

5> 28,6 / 28 x 100 = 102,1

10> ic reeel bbp = 109,9 / 107 x 100 = 102,7
ic reeel bbp per hoofd = 102,7 / 102,1 x 100 = 100,6
dus met 0,6% gestegen

Slide 14 - Tekstslide

De productiefactoren bepalen de productiecapaciteit (Y*) in een land.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Y* afhankelijk van de kwaliteit en de kwantiteit van de productiefactoren

  1. Kapitaal
  2. Arbeid
  3. Natuur
  4. Ondernemerschap
Y*= de maximaal haalbare productie die in een land bereikt kan worden met behulp van de aanwezige productiefactoren.

Slide 17 - Tekstslide

Door scholing zal de apt. stijgen. De kwaliteit van de productiefactor arbeid zal hoger worden. 
Het aanbod van arbeid is de beroepsbevolking, dit is dus de kwantiteit. 

Slide 18 - Tekstslide

Hierbij hoort bijvoorbeeld de arbeidsproductiviteit van arbeid maar ook de kapitaalproductiviteit. Door een scholing of innovatie kan de productiviteit dus omhoog. 

Slide 19 - Tekstslide

Y* = productiecapaciteit
A= totalefactorproductiviteit (kwaliteit)
K = hoeveelheid kapitaalgoederen
L = beroepsbevolking
f= afhankelijkheid. De Y* is behalve van de kwaliteit van de productiefactoren (A), mede afhankelijk van de kwantiteit van arbeid (L)en kapitaal (K). 

Slide 20 - Tekstslide

Welvaart
In  het eerste deel van hoofdstuk 13 hebben we het begrip welvaart teruggezien in de vorm van het BBP. Het BBP kan benaderd worden vanuit 
(1) de productie (de toegevoegde waarde), (2) het inkomen en (3) de bestedingen. 

Maar kunnen we ook stellen dat een land met een hoger BBP ook daadwerkelijk welvarender is? Moet er niet naast de productie (inkomen/bestedingen) rekening worden gehouden met andere aspecten die de welvaart beïnvloeden?

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Welvaart in enge zin <--------------> Welvaart in ruime zin
( koopkracht per hoofd )                  ( ook rekening houden met
                                                                            vrije tijd en milieu )

het betreft allemaal economische keuzes

Slide 23 - Tekstslide

Indicatoren voor welvaart in enge zin
Er zijn diverse indicatoren om de welvaart in enge zin van een land uit te kunnen drukken en landen met elkaar te vergelijken. Zo heb je:
  • het BBP per hoofd van de bevolking
  • de koopkracht
  • het surplus
  • economische groei (% verandering v/h BBP)

Maar ook:
  • de Big Mac Index 

Slide 24 - Tekstslide

Welvaart meten
Hoe welvaart gemeten wordt, hangt onder andere af van hoe we welvaart definiëren.
Het ruime welvaartsbegrip (=maatschappelijke welvaart) houdt het enge welvaartsbegrip in + andere aspecten zoals bijv. arbeidstijd, externe effecten en inkomensverdeling
Welvaart in enge zin meten we dus aan de hand van de koopkracht.

Slide 25 - Tekstslide

Productie kan negatieve externe effecten met zich meebrengen.
Negatieve externe effecten:
- zijn niet verrekend in de prijs van het product
- verlagen wel de welvaart

Slide 26 - Tekstslide

sigaretten
voetbalwedstrijden
transport
daling gezondheid
hogere ziektekostenpremies
stijgende waterspiegel
hogere belasting2
meer politie inzet
hogere belasting1

Slide 27 - Sleepvraag

Indicatoren voor welvaart
in ruime zin
Dit bewustzijn heeft er toe geleid dat er ook indicatoren bedacht zijn om welvaart in brede zin  uit te kunnen drukken en landen met elkaar te vergelijken. Zo heb je:

Slide 28 - Tekstslide

Groen BBP

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

HDI
Meet:
  • levensverwachting
  • mate van scholing
  • en inkomen

Op de volgende slides zie je een vergelijking tussen landen. Welke landen bevinden zich in de top 10? En welke landen presteren het minst?

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

GNH

Gross National Happiness

Slide 35 - Tekstslide

Hw.
Opgaven 13.20 en 13.24

Slide 36 - Tekstslide