In deze les zitten 59 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 11 videos.
Lesduur is: 30 min
Introductie
Je leert in deze les dat je je kunt verzekeren tegen de financiële gevolgen van een schade. Je leert wat een premie is, en wat het eigen risico daar voor invloed op heeft.
Onderdelen in deze les
4 kader
1.4 Heb jij voldoende inkomen?
Slide 1 - Tekstslide
Welvaart
Slide 2 - Woordweb
Herhaling lesdoelen 1.3
Hoe kun je een vergelijkend warenonderzoek gebruiken?
Welke consumentenorganisaties zijn er?
Wat zijn keurmerken?
Slide 3 - Tekstslide
Lesdoelen 1.4
Wat is het verschil tussen welvaart en welzijn?
Wat zijn de oorzaken van inkomensverschillen?
Hoe kun jij de verdeling van inkomens uit een grafiek aflezen?
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Slide 6 - Video
Welvaart & welzijn
Welvaart
In hoeverre je met je middelen (tijd en geld) in je behoeften kunt voorzien.
Iemand die erg rijk is heeft een hoge welvaart. Hij kan veel meer in zijn behoeften voorzien dan iemand die arm is.
Welzijn
Hoe gelukkig en tevreden ben je met je leven?
Toename welvaart
1. Kopen van goederen & diensten
2. Zelfvoorziening
3. Collectieve voorzieningen
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
Welvaart
BBP per hoofd =
gemiddeld inkomen per inwoner per jaar
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Inkomensvormen
Inkomen uit arbeid + bezit → wel tegenprestatie
Inkomensoverdracht → geen tegenprestatie
Inkomen uit arbeid
- Loon/salaris
- Vakantiegeld
- Loon in natura
(spullen/diensten i.p.v. geld)
- Winst van ondernemer
Inkomen uit bezit
Rente, huur, pacht
Overdrachtsinkomen
Uitkering, zakgeld, kleedgeld of kinderbijslag
Slide 11 - Tekstslide
Inkomensverschillen
Inkomensverschillen
Inkomensverschillen kunnen onstaan door een verschil in o.a.:
Leeftijd
Ervaring
Verantwoordelijkheden
Zwaarte van het beroep
Opleiding
On- of regelmatige uren
Modaal inkomen
Het meest voorkomende inkomen (NIET het gemiddelde).
Ongeveer de helft van modaal = minimum inkomen (= minimaal moet verdienen)
Slide 12 - Tekstslide
personele inkomensverdeling
De verdeling van het totale
inkomen over de inwoners.
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Hier zou 75% van de bevolking 65% van het inkomen verdienen
Hier verdiend 75 % van de bevolking 25% van het inkomen
Slide 15 - Tekstslide
Hulp bij opdracht 43 en 44
Slide 16 - Tekstslide
Een prijsverschil in procenten berekenen
Reken het prijsverschil in euro’s uit.
Deel het prijsverschil door de prijs waarmee je het vergelijkt.
Vermenigvuldig de uitkomst met 100 en zet er het %-teken achter.
Slide 17 - Tekstslide
Voorbeeld
Een Peugeot scooter kost € 2.129.
Een Kymco scooter kost € 1.749.
Hoeveel procent is de Peugeot duurder dan de Kymco?
Slide 18 - Tekstslide
Stap 1
Reken het prijsverschil in euro’s uit:
€ 2.129 – € 1.749 = € 380
Slide 19 - Tekstslide
Stap 2
Deel het prijsverschil door de prijs waarmee je het vergelijkt:
In de vraag staat: dan de Kymco. Je moet het prijsverschil dus vergelijken met de prijs van de Kymco.
€ 380 ÷ € 1.749 = 0,2172
Slide 20 - Tekstslide
Stap 3
Vermenigvuldig de uitkomst met 100 en zet er het %-teken achter:
0,2172 x 100 = 21,72%
afgerond 21,7%
Slide 21 - Tekstslide
Nationaal inkomen
= het totaal van alle inkomens van de inwoners van een land per jaar (huur, loon, rente, winst).
Je kunt pas landen met elkaar vergelijken als je het inkomenper hoofd van de bevolking weet.
Formule
Inkomen per hoofd = nationaal inkomen : aantal inwoners
Slide 22 - Tekstslide
Wat is het nationaal inkomen?
Slide 23 - Open vraag
Wat is in Nederland ongeveer het inkomen per hoofd van de bevolking?
A
€ 5.000 per jaar
B
€ 25.000 per jaar
C
€ 50.000 per jaar
D
€ 100.000 per jaar
Slide 24 - Quizvraag
Hoe noemen we de grafiek die laat zien hoe scheef de inkomens in een land verdeeld zijn?
Slide 25 - Open vraag
Bij een scheve inkomensverdeling zijn er ... verschillen in inkomen tussen personen
Slide 26 - Open vraag
Een hoog inkomen per hoofd betekent dat iedereen in dat land een hoog inkomen heeft
A
waar
B
niet waar
Slide 27 - Quizvraag
Wat heb je geleerd?
Slide 28 - Tekstslide
Waarom is het inkomen per hoofd een slechte welvaartsvergelijker?
Slide 29 - Open vraag
nationaal inkomen per hoofd van de bevolking:
A
gemiddeld inkomen per persoon
B
gemiddeld jaarinkomen per persoon
C
gemiddeld jaarinkomen per persoon in een land
Slide 30 - Quizvraag
Dit is de berekening van het inkomen per hoofd van de bevolking
A
nationaal.inkomenje.salaris
B
nationaal.inkomenaantal.inwoners
C
aantal.inwonersnationaal.inkomen
D
je.salarisnationaal.inkomen
Slide 31 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen welvaart en welzijn?
Slide 32 - Open vraag
Wat zijn de oorzaken van inkomensverschillen?
Slide 33 - Open vraag
Hoe kun jij de verdeling van inkomens uit een grafiek aflezen?
Slide 34 - Open vraag
https:
Slide 35 - Link
Extra uitleg
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Video
Slide 38 - Video
Slide 39 - Video
Slide 40 - Video
Extra oefening
Slide 41 - Tekstslide
1. Bekijk opdracht 11 t/m 14op bladzijde 33 van 'Rekenen' en maak diegene die jij lastig vindt.
2. Bekijk opdracht 22 t/m 29 op bladzijde 31 van 'oefenopgaven' en maak diegene die jij lastig vindt.
Slide 42 - Tekstslide
Voorbeeld 1: een stijging of daling in %
Door de goede resultaten van vorig seizoen heeft FC Sevilla haar seizoenskaarten duurder gemaakt.
In 2016 kostte een seizoenskaart EUR 150,-.
In 2017 kost deze kaart EUR 170,-
Vraag: met hoeveel % is de prijs gestegen?
(nieuw – oud ) : oud x 100%
Slide 43 - Tekstslide
Voorbeeld 2: een stijging of daling in %
In 2010 rookten er 40 leerlingen op school.
Dit jaar zijn dit er nog 21.
Vraag: met hoeveel % is het aantal rokers afgenomen?
Slide 44 - Tekstslide
Extra uitdaging
Slide 45 - Tekstslide
Examentraining
Daag jezelf uit en probeer opdracht 1 t/m 4 op bladzijde 34 en 35 te maken.
Slide 46 - Tekstslide
Inkomensverschillen onstaan door:
Verschil in loonhoogte
Verschil in bezittingen
Slide 47 - Tekstslide
Slide 48 - Tekstslide
Meten van ontwikkeling:
BNP per inwoner
Samenstelling beroepsbevolking
VN-index/welzijnsindex/HDI
Slide 49 - Tekstslide
BNP
BNP= alle inkomsten van een land (inwoners en bedrijven)
BBP= alle productie van een land (zonder buitenlandse inkomsten)
per hoofd/per inwoner
Slide 50 - Tekstslide
Slide 51 - Tekstslide
VN-welzijnsindex (HDI)
koopkracht, levensverwachting en analfabestisme
Slide 52 - Tekstslide
Wereldsysteem
Slide 53 - Tekstslide
Verdeling beroepsbevolking
Slide 54 - Tekstslide
Verdeling welvaart verklaard:
Interne oorzaken
Slide 55 - Tekstslide
Verdeling welvaart verklaard:
Externe oorzaken
Slide 56 - Tekstslide
Slide 57 - Video
20% van de bevolking verdient de helft van het totale inkomen
De armste 20% verdient maar 4% van het totaal
De koopkracht is dus ongelijk.
15% van de Amerikanen leeft onder de armoedegrens!