H7.2: Beïnvloedingstheorieën

Beïnvloedingstheorieën
Donderdag 7 feb. 
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Beïnvloedingstheorieën
Donderdag 7 feb. 

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Huiswerk controleren
opdr. 1 t/m 4, 10, 16, 17 + B&S

Begrippen maken

Uitleg ±15 min. 

Zelfstandig werken

Leerdoelen bespreken


Slide 2 - Tekstslide

Begrippen

Manipulatie
Indoctrinatie
Opinieleiders
Selectieve perceptie
Referentiekader
timer
8:00

Slide 3 - Tekstslide

Injectienaaldtheorie
'druppel voor druppel' spuit de massamedia ons vol met ideeën
Het publiek neemt hun boodschap letterlijk over -- beïnvloedbaar

Manipulatie = het geven van vervormde informatie, zoals het 
weglaten van feiten zonder dat het publiek dit merkt. 

Indoctrinatie: systematisch en voortdurend opdringen van bepaalde 
opvattingen en meningen aan het publiek. 


Voorbeeld = gewelddadige films en games kunnen aanzetten tot agressie. 

Slide 4 - Tekstslide



Wat is het verschil tussen manipulatie en indoctrinatie?

Slide 5 - Tekstslide

Multiple-step-flowtheorie

Niet de media zelf, maar de mensen die in de media voorkomen hebben invloed. 
Deze mensen noemen we ook wel opinieleiders

= mensen met een sterk gezag, die invloed hebben op anderen. 

De mening van deze opinieleiders wordt overgenomen door personen die naar hun programma's of nieuwsonderdelen kijken. 


Voorbeeld = bekende mensen of wetenschappers die ergens hun mening over geven. 

Slide 6 - Tekstslide

Media als betekenisverlener

De media zijn niet alleen middelen voor communicatie, zij hebben ook betekenis. 
Deze betekenis is bijvoorbeeld het nodig hebben van informatie of amusement, mensen kijken lang TV of volgen apps  -- The Fear Of Missing Out


Op langere termijn hebben de media invloed omdat ze 
hierdoor waarden en normen overdragen. 



Slide 7 - Tekstslide

Theorie van Selectieve Perceptie

Theorie gaat niet over de macht van de media, maar van de mediagebruikers

Het referentiekader bepaalt hoe zij een keuze maken uit de aangeboden informatie en werkt dus als een soort filter, dat sommige informatie wel of niet doorlaat.  Alleen de informatie die interessant gevonden wordt, wordt gekeken. 



Voorbeeld: Rokers zappen weg bij een programma over een rookverbod. 

Slide 8 - Tekstslide

Agendatheorie

De media bepaalt niet wat we denken, maar waarover we denken. 


Ook op de politieke agenda hebben de media invloed: 
De politici horen, zien en lezen dingen waar ze iets aan willen veranderen. 


We praten bijvoorbeeld over het kilmaatspijbelen, de Brexit en de boetes voor op de fiets, maar de media bepaalt niet WAT we hierover denken. 

Slide 9 - Tekstslide

Mediawijsheid

Je moet voorzichtig zijn en kritisch omgaan met media. Het is belangrijk dat: 

  • Je jezelf afvraagt of media wel betrouwbaar is. 
  • Hoe ga je met persoonlijke gegevens om? 
  • Je meerdere bronnen bekijkt
  • Je kijkt naar de kleur van het tijdschrift of de krant. 

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag! 
Maak de opdrachten, begrippenlijst en samenvatting. 

Slide 11 - Tekstslide