de verleden tijd met Simon's cat

• NT2
• ISK

de verleden tijd met Simon's kat

de kitten

het luikje

de dweil

de modder

de vacht

het etensbakje

de deurmat

dweilen          vallen

spinnen          slaan

komen            zingen

likken              lopen

omgooien      eten

kijken              schrikken

gaan

schoonmaken

werkwoorden

zelfstandig naamwoorden

Deze woorden heb je nodig om te kunnen vertellen over de video.

We gaan straks een korte video kijken, en praten over de video.

Hierbij heb je de volgende werkwoorden en zelfstandig naamwoorden nodig.

Bespreek samen met je buurman/buurvrouw of jullie de betekenis van alle woorden weten.

Wat kan je doen als je een woord niet kent?

(leg woordenboeken in de klas)

Bekijk de video in z'n geheel.

Wat heb je gezien? 

Wat gebeurde er in de video?

laat de cursisten in tweetallen bespreken wat ze gezien hebben. focus ligt hierbij op het begrijpen, en onder woorden kunnen brengen, niet op correct gebruik van de verleden tijd nog.

bespreek klassikaal na en bespreek dan de vraag zoals die op het bord staat.

wat heb je gezien = voltooide tijd, = bekend

wat gebeurde er? = verleden tijd, een andere manier om over vroeger te praten. dat gaan we nu oefenen

extra: als de cursisten het lastig vinden om het verhaal te reconstrueren, kun je nog een keer kijken naar de video.

je kunt de video ook tussentijds stopzetten en vragen stellen in de verleden tijd

Praat samen

Wat deed Simon in de keuken?

Waar zat de kat?

Hoe kwam de kitten naar binnen?

Wat deed Simon's kat met de kitten?

Wat deed de kitten met het eten?

Waarom schrok Simon?

Bespreek de vragen met de cursisten.

wat valt hen op aan het werkwoord in deze zinnen?

benoem: deze vorm noemen we de verleden tijd

Je gebruikt de verleden tijd.

Het is gebeurd, het is voorbij.

Je vertelt een verhaal over dingen die eerder zijn gebeurd.

Hoe maak je de verleden tijd?

regelmatige werkwoorden

maak eerst de ik-vorm.

werken - ik werk

gebruik de sofketchup - regel.

na de ik-vorm komt -te(n) of - de(n)

werken ik werk - ik werkte

onregelmatige werkwoorden

Kijk achter in je boek.

Leer de goede vorm.

uitstapje naar het whitebord, geef een aantal voorbeelden , model wat je doet

gebruik softketchup en kijken in het boek.

Ik dans.
Wat is de verleden tijd?

1. Ik danste
2. Ik dansde

maak samen de quiz, bespreek steeds waarom een antwoord goed of fout is

Hij fietst.
Wat is de verleden tijd?

1. Hij fietste
2. Hij fietsde

Zij wandelen.
Wat is de verleden tijd?

1. Zij wandelten
2. Zij wandelden

Jij slaapt.
Wat is de verleden tijd?

1. Jij slaapte
2. Jij sliep

U denkt.
Wat is de verleden tijd?

1. U denkte
2. U dacht

Werk samen:

Wat is de verleden tijd

van deze werkwoorden?

dweilen                       vallen

spinnen                       slaan

komen                         zingen

likken                           lopen

omgooien                   eten

kijken                          schrikken

gaan

schoonmaken

De onderstreepte werkwoorden zijn onregelmatig. Zoek ze op in je boek.

Kijk  nog een keer naar de video.

Praat samen

Wat gebeurde er in de video?

Gebruik de werkwoorden in de verleden tijd.

Ik weet hoe ik de verleden tijd van regelmatige werkwoorden kan maken.

😒🙁😐🙂😃

Ik heb nieuwe (werk)woorden geleerd in deze les

😒🙁😐🙂😃

Ik kan de verleden tijd gebruiken om te vertellen over een fimpje dat ik heb gezien.

😒🙁😐🙂😃

Extra: schrijf een korte tekst

Wat gebeurde er in de video?

Schrijf een korte tekst.

Gebruik de verleden tijd.