3.3 + 3.4 Grammatica ( BK)

Grammatica
3.3 + 3.4 
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica
3.3 + 3.4 

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les:

kun je de persoonsvorm en het werkwoordelijk gezegde in een zin benoemen
kun je het werkwoordelijk gezegde met te benoemen;
kun je het onderwerp in een zin benoemen;

Slide 2 - Tekstslide

Weet je het nog?
Persoonsvorm ( PV)
enkelvoud/ meervoud, tijd ( PV en O horen bij elkaar)

Werkwoordelijk gezegde ( WWG)
Alle werkwoorden in een zin

Onderwerp ( O)
Hangt samen met de persoonsvorm.

Slide 3 - Tekstslide

Weet je het nog?
               O                       PV                                              
Els en Marieke/ hebben /een ijsje /gegeten.
                                    WWG                              WWG
              

Slide 4 - Tekstslide

Wat is in de volgende zin de PV?

Mirthe is naar de bibliotheek gelopen.
A
Mirthe
B
is
C
gelopen
D
naar

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de volgende zin het onderwerp?
Is Gwendolyn naar het popconcert geweest?
A
Is
B
het popconcert
C
geweest
D
Gwendolyn

Slide 6 - Quizvraag

Benoem het WWG in de volgende zin.

Gisteren is Jan vader geworden,
A
Jan is geworden
B
geworden
C
is
D
is geworden

Slide 7 - Quizvraag

Werkwoordelijk gezegde met te
Je weet dat het werkwoordelijk gezegde uit alle werkwoorden van een zin bestaat. Soms staat voor het hele werkwoord het woord te. Dan geldt:

persoonsvorm + te + hele werkwoord = werkwoordelijk gezegde

voorbeeld
De kat ligt de hele tijd te spinnen.
wwg: ligt te spinnen

Slide 8 - Tekstslide

Maak zelf een zin met een werkwoordelijk gezegde en te.

Slide 9 - Open vraag

Benoem de persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde en onderwerp.
1. Samantha heeft een broodje gegeten.
2. Melvin staat met zijn juf te kletsen.
3. Selma is op haar rug gevallen.
4. De hond ligt in zijn mand te slapen.
5. De koeien staan in de wei te grazen.
6. Mijn broer hoopt zijn diploma te halen.

Slide 10 - Tekstslide

Huiswerk:
3.3 + 3.4 Grammatica

Opdrachten maken en theorie leren!

Slide 11 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?
kun je de persoonsvorm en het werkwoordelijk gezegde in een zin benoemen;
kun je het werkwoordelijk gezegde met te benoemen;
kun je het onderwerp in een zin benoemen;

Slide 12 - Tekstslide