RECAP

Good afternoon!
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Good afternoon!

Slide 1 - Tekstslide

Engels unit 3 - January 05-02-2021
Today: 
Alles herhalen


On your table:
- Laptop/computer
- Mobile phone
Today's goal:

Toetsweek periode 3: 
- 15 feb - 19 feb


Slide 2 - Tekstslide

Grammar!
TIME

s


Slide 3 - Tekstslide

Hoe maak je de Past Continuous?
Je kiest eerst was/were, Daarna voeg je het werkwoord +ing erachter.
I was working
You were reading
She was listening
He was going
It was hanging
They were kissing
GEEN DID of HAVE/HAS
GEEN ED achter je werkwoord.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe maak je de Past Continuous?
Je kiest eerst was/were, Daarna voeg je het werkwoord +ing erachter.
I was working
You were reading
She was listening
He was going
It was hanging
They were kissing

Slide 5 - Tekstslide

Hoe maak je de Past Continuous Ontkennend ?
Je kiest eerst was/were, Daarna voeg not toe en daarna je het werkwoord +ing erachter.
I was not  working
You were  not reading
She was not  listening
He was not  going
It was not hanging
They were not kissing

Slide 6 - Tekstslide

Hoe maak je de Past Continuous  Vragende zinnen ?
Je zin begint eerst met was/were, daarna persoon en daarna je het werkwoord +ing erachter.
Tip: Je hebt op je toets altijd twee vakjes, eerste vak komt altijd was of were. 
Was I working 
Were you reading 
Was she listening 
Was he going 
Was it hanging 
Were they kissing

Voorbeeld op toets:
? (to dance) ......was.......he......dancing............in his room.

Slide 7 - Tekstslide

Let's Practice

Slide 8 - Tekstslide

? (To open) ......... the girl .............the window?

Slide 9 - Open vraag

? (To come) ......... the friends ........home from school?

Slide 10 - Open vraag

+ (work) Amanda .... at that moment.

- (work) Amanda .... at that moment.

? (work) ................ Amanda ................at that moment?


Slide 11 - Open vraag

+ (have) They .........dinner at the restaurant.

- (have) They .........dinner at the restaurant.

? (have) ......................They .........dinner at the restaurant?

Slide 12 - Open vraag

+ (wait) I ......... for the bus.

- (wait) I ......... for the bus.

? (wait) ................I ......... for the bus?

Slide 13 - Open vraag

+ (play) She ......... football with her friends.

- (play) She ......... football with her friends.

? (play) .....................She ......... football with her friends?

Slide 14 - Open vraag

+ (do) Adil _______his paper round.

- (do) Adil _______his paper round.

? (do) ________Adil _______his paper round?

Slide 15 - Open vraag

+ (dance)Max ..............with two girls.

- (dance)Max ..............with two girls.

? (dance)...................Max ..............with two girls?

Slide 16 - Open vraag

+ (to sleep) The cat........in the basket.

- (to sleep) The cat........in the basket.

? (to sleep) ................The cat........in the basket?

Slide 17 - Open vraag

+ (catch) The policeman ____ a thief.

- (catch) The policeman ____ a thief.

? (catch) _________The policeman ____ a thief?

Slide 18 - Open vraag

Grammar!

– MAY / MIGHT 
Lees de situatie. Maak de zinnen dan af. Gebruik may or might.

Slide 19 - Tekstslide

Wat is May en Might?
May wordt ook gebruikt om te praten over dingen die waarschijnlijk gaan gebeuren.

Might wordt ook gebruikt om te praten over dingen die heel misschien gaan gebeuren.

Slide 20 - Tekstslide

May/Might
May en might worden beiden gebruikt om aan te geven dat iets misschien zou kunnen gebeuren. De kans is klein bij het gebruik van may, nog kleiner bij might
- It may snow tonight.
- I might win the lottery.

May wordt ook gebruikt om te praten over dingen die waarschijnlijk gaan gebeuren.

Might wordt ook gebruikt om te praten over dingen die heel misschien gaan gebeuren.

Slide 21 - Tekstslide

May
1- mogelijkheid
2- toestemming vragen

- I've lost my bag. Do you think you may have left it in the bus?

- May I ask you something?
Might
1- mogelijkheid (minder waarschijnlijk)

- Are you going on a holiday? I haven't decided yet. We might go to Italy.

Slide 22 - Tekstslide

Let's practice

Slide 23 - Tekstslide

5 Je legt uit dat Iron Man waarschijnlijk jouw favoriete superheld is.

Iron Man ________ be my favourite superhero because he has a cool robotic suit.

Slide 24 - Open vraag

6 Je vertelt dat je heel misschien het eerste uur naar school zal komen om te leren.

I _______ come to school during the first hour to study for my maths test

Slide 25 - Open vraag

7 Je zegt dat je heel misschien kaartjes kunt krijgen voor een concert.

I am telling you, I ______ be able to get tickets to that Justin Bieber concert

Slide 26 - Open vraag

8 Je laat je vrienden weten dat je waarschijnlijk op zaterdag kunt afspreken.

Guys, I ________ be able to meet you on Saturday.


Slide 27 - Open vraag

Should en Shouldn't
Should = (zou) eigenlijk moeten
- You should go now 
- Je zou eigenlijk moeten gaan.

shouldn’t = (zou) eigenlijk niet moeten
- You shouldn’t eat too much sugar.
- Je zou eigenlijk niet te veel suiker moeten eten.

Slide 28 - Tekstslide

Let's practice

Slide 29 - Tekstslide

You ..... leave Bradley alone. He is not old enough to look after himself.
A
Should
B
Shouldn't

Slide 30 - Quizvraag

Lisa ..... show some confidence. She cares too much about what people think of her.

A
Should
B
Shouldn't

Slide 31 - Quizvraag

Most of your answers are incorrect. You ...... take another look at the explanation.

A
Should
B
Shouldn't

Slide 32 - Quizvraag

They ..... pay so much attention to their phones.
A
Should
B
Shouldn't

Slide 33 - Quizvraag

Grammar!

- BIJWOORDEN OP -LY 
Maak de zinnen af. Maak bijwoorden van de gegeven woorden.

Slide 34 - Tekstslide

EVEN OEFENEN...
De meeste bijwoorden worden gevormd door -ly toe te voegen .
Beautiful
Careful
Nice
Slow
Quick
Accurate

-> beautifully
-> carefully
-> nicely
-> slowly
-> quickly
-> accurately
Ook al staat een L je plakt altijd LY achter

Slide 35 - Tekstslide

EVEN OEFENEN...
Bijwoorden die eindigen op:
  Eindigt op y dan wordt dit ily.
easy
happy
angry
-> easily
-> happily
-> angrily

Slide 36 - Tekstslide

Tom ..... described his problem to the doctor. (accurate)

Slide 37 - Open vraag

The old driver was ...... injured in a car crash. (fatal)

Slide 38 - Open vraag

The boys wrote down their names ..... (messy).

Slide 39 - Open vraag

Nothing’s better than some ....... advice. (father)

Slide 40 - Open vraag

The water that was used to wash the birds had become ...... . (oil)

Slide 41 - Open vraag

EXTRA WORK

Slide 42 - Tekstslide

Schrijf de zin in de juiste volgorde op.

1 swimming / go / often / the boys / when it’s warm outside

Slide 43 - Open vraag

Schrijf de zin in de juiste volgorde op.

2 always / the students / their homework / do



Slide 44 - Open vraag

Schrijf de zin in de juiste volgorde op.

3 walk / sometimes / through the hills / my parents and I



Slide 45 - Open vraag

Schrijf de zin in de juiste volgorde op.

4 the shop owners / work / never / on Sundays



Slide 46 - Open vraag

Schrijf de zin in de juiste volgorde op.

5 ever / wanted / have you / to be a millionaire?



Slide 47 - Open vraag

Schrijf de zin in de juiste volgorde op.

5 ever / wanted / have you / to be a millionaire?



Slide 48 - Open vraag

Good Job

Slide 49 - Tekstslide