Periode 1 week 10 les 2 Wft Basis les

Economisch nieuws of financiële dienstverlening in het nieuws
1 / 30
volgende
Slide 1: Woordweb
Wft BasisMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Economisch nieuws of financiële dienstverlening in het nieuws

Slide 1 - Woordweb

Slide 2 - Tekstslide

2.2. moet zijn vanaf vr. 21

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

0

Slide 6 - Video

Geldfuncties
Geld heeft drie functies:
  1. Ruilmiddel: je ruilt goederen of diensten voor geld, je koopt iets, betalen.
  2. Rekenmiddel: je geeft aan hoeveel iets waard is.
  3. Spaarmiddel: geld opzijleggen en niet uitgeven.

Slide 7 - Tekstslide

Geldsoorten
Er zijn drie soorten geld:
  • chartaal geld
  • elektronisch geld
  • giraal geld

Slide 8 - Tekstslide

Chartaal geld
contant geld
bankbiljetten en munten
GEA + Kasbalie


Slide 9 - Tekstslide

Elektronisch geld
geld dat is opgeslagen in een elektronische portemonnee bijvoorbeeld tegoedbon van Bol.com €100 geüpload op de site, PayPal rekening, cadeau kaart, cryptomunten

Slide 10 - Tekstslide

Giraal geld
geld op je bankrekening
bestaat alleen in de administratie van de bank en van de rekeninghouder  

Slide 11 - Tekstslide

Op mijn betaalrekening staat € 100.
Is dit chartaal geld of giraal geld?
A
chartaal
B
giraal
C
geen van beide
D
beide

Slide 12 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de geldsoort als je geld opneemt bij een GEA (Geldautomaat)?

Slide 13 - Open vraag

Wat gebeurt er als je geld opneemt?
Als je geld opneemt bij een GEA (geldautomaat) dan daalt de hoeveelheid giraal geld en stijgt de hoeveelheid chartaal geld.


Slide 14 - Tekstslide

Saldo:
het bedrag dat op je bankrekening staat
DEB = debetsaldo:
het is een negatief saldo -> de bank heeft geld van jou te goed
CR = creditsaldo:
het is een positief saldo -> je hebt geld tegoed van de bank

Slide 15 - Tekstslide

Creditsaldo

  • positief saldo
  • geld op je rekening

Debetsaldo

  • negatief saldo
  • geld tekort op je rekening
  • je staat rood

Slide 16 - Tekstslide

Nieuw saldo berekenen
Oud saldo
+ Ontvangsten
- Uitgaven
------------
Nieuw saldo

Slide 17 - Tekstslide

Op het rekeningoverzicht van Mariah staat dat zij een creditsaldo heeft van €523,80
  • Zij heeft in de vakantie €125 uitgegeven aan een winterjas en €99 aan nieuwe schoenen
  • Haar salaris is overgemaakt (€126,40)
  • Het abonnement van haar mobiele telefoon is afgeschreven (€25)
  • Bereken het nieuwe saldo op haar bankrekening en noteer of dit debet of credit is.




523,80 - 125 - 99 + 126,40 - 25 = 401,20
Haar nieuwe saldo is €401,20 credit

Slide 18 - Tekstslide

Bereken het nieuwe saldo op haar bankrekening en noteer of dit debet of credit is.

Slide 19 - Open vraag

Op het rekeningoverzicht van Mariah staat dat zij een creditsaldo heeft van €523,80
  • Zij heeft in de vakantie €125 uitgegeven aan een winterjas en €99 aan nieuwe schoenen
  • Haar salaris is overgemaakt (€126,40)
  • Het abonnement van haar mobiele telefoon is afgeschreven (€25)
  • Bereken het nieuwe saldo op haar bankrekening en noteer of dit debet of credit is.





€523,80
-/- €125
-/-€99
+€126,40
-/-€25
€401,20 credit

523,80 - 125 - 99 + 126,40 - 25 = 401,20
Haar nieuwe saldo is €401,20 credit

Slide 20 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van chartaal geld?
A
creditcard
B
bankpas
C
biljetten
D
pinpas

Slide 21 - Quizvraag

Welke 3 geldfuncties ken je?

Slide 22 - Open vraag

Als geld wordt gebruikt om de waarde van goederen en diensten aan te geven dan is het?
A
een betaalmiddel
B
giraal geld
C
een rekenmiddel
D
chartaal geld

Slide 23 - Quizvraag

Wat is chartaal geld?
A
munten
B
bankbiljetten
C
munten en bankbiljetten
D
giraal geld

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor contant geld?
A
giraal geld
B
chartaal geld

Slide 25 - Quizvraag

Yara pint €25 bij de geldautomaat.
Hiermee betaalt zij de boodschappen.
Welke bewering is juist?
A
De hoeveelheid chartaal geld daalt en giraal geld stijgt.
B
De hoeveelheid chartaal geld blijft gelijk en giraal geld stijgt.
C
De hoeveelheid chartaal geld stijgt en giraal geld daalt.
D
De hoeveelheid chartaal geld daalt en giraal geld blijft gelijk.

Slide 26 - Quizvraag

Als je contactloos betaalt, wat gebeurt er dan met jouw chartale en girale geld?
A
chartaal: blijft gelijk giraal: neemt toe
B
chartaal: neemt toe giraal: neemt toe
C
chartaal: neemt af giraal: neemt toe
D
chartaal: blijft gelijk giraal: neemt af

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Einde van de les

Slide 30 - Tekstslide