5.4 Warmte 2B Warmtebronnen

WARMTE 
Hoofdstuk 5 - 2 Basis
Paragraaf 5.4 - Warmtebronnen
Docent: S.L. Kramer
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
naskNatuurkunde+1Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

WARMTE 
Hoofdstuk 5 - 2 Basis
Paragraaf 5.4 - Warmtebronnen
Docent: S.L. Kramer

Slide 1 - Tekstslide

2 Basis
Hoofdstuk 5 Warmte 

  1. Energie
  2. Warmte
  3. Verbranden
  4. Energiebronnen
  5. Verwarmen

Slide 2 - Tekstslide

2B - 5.4 Warmtebronnen
LEERDOELEN VORIGE PARAGRAAF 5.1

  • Je weet waarvoor je energie nodig hebt.
  • Je kunt verschillende soorten energie noemen.
  • Je kunt uitleggen waaruit je elektrische energie kunt halen.
  • Je weet welke energie voorwerpen die bewegen hebben.
  • Je kunt uitleggen hoe je chemische energie uit brandstoffen haalt.
  • Je kunt voorbeelden geven van energie-omzettingen.
  • Je kunt vertellen uit welke stof kernenergie gemaakt wordt.
  • Je kunt uitleggen waarom sommige mensen tegen kernenergie zijn.

Slide 3 - Tekstslide

2B - 5.4 Warmtebronnen
LEERDOELEN VORIGE PARAGRAAF 5.2

  • Je kunt voorbeelden geven van warmtebronnen.
  • Je kunt vertellen waarvoor je een elektrische warmtebron gebruikt.
  • Je kunt uitleggen hoe een elektrische warmtebron werkt.
  • Je kunt vertellen in welke warmtebronnen chemische energie zit.

Slide 4 - Tekstslide

2B - 5.4 Warmtebronnen
LEERDOELEN VORIGE PARAGRAAF 5.3

  • Je kunt uitleggen wat de ontbrandingstemperatuur van een stof is.
  • Je kunt vertellen welke verbrandingsgassen ontstaan bij de verbranding van aardgas.
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen volledige en onvolledige verbranding.
  • Je kunt voorbeelden geven van verbrandingsgassen die slecht zijn voor het milieu.
  • Je kunt de drie voorwaarden voor verbranding geven.
  • Je kunt de drie dingen benoemen die je kunt doen om een brand te blussen.

Slide 5 - Tekstslide

2B - 5.4 Warmtebronnen
LEERDOELEN 5.4

  • Je kunt uitleggen waarom een brandstof een energie-bron is.
  • Je kunt uitleggen waarom de wind en zon duurzame energiebronnen zijn.
  • Je weet kunt vertellen soort energie in brandstoffen zit.
  • Je kunt voorbeelden geven van brandstoffen.
  • Je kunt aan de hand van een voorbeeld uitleggen wat er gebeurt bij een scheikundige reactie.
  • Je kunt het reactie-schema van de verbranding van hout geven.

Slide 6 - Tekstslide

2B - 5.4 Warmtebronnen
Begrippen

  • Energiebron
  • Duurzame enegiebronnen
  • Aardolie, dieselolie en LPG
  • Stookolie, aardgas, biogas en butagas
  • Hout, houtskool, spiritus
  • Reactieschema

Slide 7 - Tekstslide

2B - 5.3 Verbranden
Energie
Sommige stoffen kun je verbranden om warmte te krijgen. Bijvoorbeeld benzine, hout en aardgas. Deze stoffen zijn brandstoffen. Als je een brandstof verbrandt, krijg je warmte. Warmte is een vorm van energie. Een brandstof noem je daarom een energiebron. Energiebronnen leveren energie.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

2B - 5.4 Warmtebronnen
Duurzame energiebronnen

Ook de wind is een energiebron. Met een windmolen kun je elektrische energie maken uit wind. De zon is ook een energiebron. Met zonnepanelen op het dak kun je de zonne-energie omzetten in elektrische energie. Wind en zon noem je duurzame energiebronnen. Ze gaan nooit op en vervuilen het milieu niet.

Slide 10 - Tekstslide

2B - 5.4 Warmtebronnen
Brandstoffen
In brandstoffen zit chemische energie. Er zijn heel veel verschillende brandstoffen. Diep onder de grond zit aardolie. Van aardolie worden andere brandstoffen gemaakt, zoals benzine en dieselolie. Auto’s rijden op benzine, dieselolie, autogas of elektriciteit. 
Een ander woord voor autogas is lpg. Lpg wordt uit aardolie en aardgas gemaakt. Vrachtwagens rijden meestal op dieselolie. Vroeger werd in huizen vaak stookolie gebruikt voor de verwarming. Stookolie lijkt veel op dieselolie en wordt vooral aardgas gebruikt. Een ander soort gas is biogas. Dat is een brandbaar gas dat wordt gemaakt uit afvalstoffen. Biogas lijkt erg op aardgas. Op de camping gebruiken mensen vaak butagas om op te koken. Dit gas zit in kleine blikjes, die je gemakkelijk kunt meenemen.


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

2B - 5.4 Warmtebronnen
Nog meer brandstoffen

Hout kun je verbranden in een open haard of een houtkachel. Voor een kampvuur gebruik je ook hout. Voor de barbecue gebruik je houtskool. Dat is hout dat nog niet helemaal is verbrand en blijft heel lang warm. Bij fondue maak je je eigen eten aan tafel gebruik daarvoor je een kleine brander. In die brander gebruik je spiritus als brandstof.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

2B - 5.4 Warmtebronnen
Chemische energie

In brandstoffen zit chemische energie. Die chemische energie kun je eruit halen door de brandstof te verbranden. Daarbij ontstaat warmte. Je zegt: de chemische energie wordt omgezet in warmte.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

2B - 5.4 Warmtebronnen
Reactieschema

Vóór de pijl staat de brandstof (hout). In de pijl staat wat er gebeurt (verbranden). Achter de pijl staat wat je aan het eind hebt (warmte, licht, verbrandingsgassen en rook).
• Warmte en licht zijn vormen van energie.
• Verbrandingsgassen en rook zijn stoffen.
Het hout verandert in verbrandingsgassen en rook. Als een stof verandert in andere stoffen, is dat scheikunde. Bij een scheikundige reactie verandert een stof in andere stoffen. Verbranding van hout is dus een scheikundige reactie. De tekening van een scheikundige reactie noem je een reactieschema. 

Slide 17 - Tekstslide

2B - 5.4 Warmtebronnen
Onthouden!
Brandstof is een energiebron. Een energiebron levert energie.
Wind en zon zijn duurzame energiebronnen. In brandstof zit chemische energie.
Verschillende brandstoffen zijn:
• olie, benzine, dieselolie, stookolie
• aardgas, biogas, butagas, lpg
• hout, houtskool
• spiritus
Bij een scheikundige reactie verandert een stof in andere stoffen.
Een tekening van een scheikundige reactie noem je een reactie-schema.

Slide 18 - Tekstslide

2B - 5.4 Warmtebronnen
Huiswerk

  • Maken vragen 1 tm 12 online, 
  • Lezen paragraaf 5.5 - Verwarmen

Slide 19 - Tekstslide