5.3 Warmte 2B Verbranden

WARMTE 
Hoofdstuk 5 - 2 Basis
Paragraaf 5.3 - Verbranden
Docent: S.L. Kramer
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
naskNatuurkunde+1Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

WARMTE 
Hoofdstuk 5 - 2 Basis
Paragraaf 5.3 - Verbranden
Docent: S.L. Kramer

Slide 1 - Tekstslide

2 Basis
Hoofdstuk 5 Warmte 

  1. Energie
  2. Warmte
  3. Verbranden
  4. Energiebronnen
  5. Verwarmen

Slide 2 - Tekstslide

2B - 5.3 Verbranden
LEERDOELEN VORIGE PARAGRAAF 5.1

  • Je weet waarvoor je energie nodig hebt.
  • Je kunt verschillende soorten energie noemen.
  • Je kunt uitleggen waaruit je elektrische energie kunt halen.
  • Je weet welke energie voorwerpen die bewegen hebben.
  • Je kunt uitleggen hoe je chemische energie uit brandstoffen haalt.
  • Je kunt voorbeelden geven van energie-omzettingen.
  • Je kunt vertellen uit welke stof kern-energie gemaakt wordt.
  • Je kunt uitleggen waarom sommige mensen tegen kern-energie zijn.

Slide 3 - Tekstslide

2B - 5.3 Verbranden
LEERDOELEN VORIGE PARAGRAAF 5.2

  • Je kunt voorbeelden geven van warmtebronnen.
  • Je kunt vertellen waarvoor je een elektrische warmtebron gebruikt.
  • Je kunt uitleggen hoe een elektrische warmtebron werkt.
  • Je kunt vertellen in welke warmtebronnen chemische energie zit.

Slide 4 - Tekstslide

2B - 5.3 Verbranden
LEERDOELEN

  • Je kunt uitleggen wat de ontbrandingstemperatuur van een stof is.
  • Je kunt vertellen welke verbrandingsgassen ontstaan bij de verbranding van aardgas.
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen volledige en onvolledige verbranding.
  • Je kunt voorbeelden geven van verbrandingsgassen die slecht zijn voor het milieu.
  • Je kunt de drie voorwaarden voor verbranding geven.
  • Je kunt de drie dingen benoemen die je kunt doen om een brand te blussen.

Slide 5 - Tekstslide

2B - 5.3 Verbranden
Begrippen

  • Ontbrandingstemperatuur
  • Volledige en onvolledige verbranding
  • Koolstofdioxide
  • Zure regen
  • Voorwaarden voor verbranding
  • Blussen

Slide 6 - Tekstslide

2B - 5.3 Verbranden
Verbranden
Papier gaat niet vanzelf branden. Je moet het eerst aansteken, bijvoorbeeld met een lucifer. Door de brandende lucifer wordt het papier warm. Als het papier warm genoeg is, gaat het branden. De temperatuur van het papier moet dus hoog genoeg zijn. Het papier moet de ontbrandingstemperatuur hebben. De ontbrandingstemperatuur is de temperatuur waarbij een stof gaat branden.

Je kunt het papier ook warm maken met zonnewarmte. Dat doe je met een vergrootglas. Een vergrootglas noem je daarom ook wel een brandglas.

Slide 7 - Tekstslide

2B - 5.3 Verbranden

Slide 8 - Tekstslide

2B - 5.3 Verbranden
Verbrandingsgassen
Als je hout verbrandt, krijg je as en rook. De rook van een houtvuur kun je zien. In de rook zitten verbrande stoffen uit het hout. Als je aardgas verbrandt, krijg je verbrandingsgassen. De verbrandingsgassen van aardgas kun je niet zien.

Slide 9 - Tekstslide

2B - 5.3 Verbranden  
Volledige en onvolledige verbranding
Bij een goede verbranding van aardgas krijg je waterdamp en koolstofdioxide als verbrandings-gassen. Deze gassen worden afgevoerd door de schoorsteen. Waterdamp en koolstofdioxide zijn niet gevaarlijk of giftig. Goede verbranding noem je volledige verbranding.
Soms gaat de verbranding van aardgas niet goed, bijvoorbeeld als er te weinig zuurstof is. Dan kan het gas niet goed branden. Slechte verbranding noem je onvolledige verbranding. Bij onvolledige verbranding krijg je roet, waterdamp en soms verbrandingsgassen die giftig zijn.

Slide 10 - Tekstslide

2B - 5.3 Verbranden  
Volledige verbranding

Slide 11 - Tekstslide

2B - 5.3 Verbranden  
Milieu
In verbrandingsgassen zit koolstofdioxide. Dat gas is niet giftig. Toch is dit gas niet goed voor het milieu. Omdat er veel koolstofdioxide in de lucht komt, verandert het klimaat. Het wordt langzaam warmer op aarde. Daardoor smelt het ijs op de Noordpool en op de Zuidpool elk jaar een beetje meer.

Bij verbranding krijg je ook andere stoffen die slecht zijn voor het milieu, zoals roet, zwavel en stikstof. Daardoor ontstaat luchtvervuiling. Door luchtvervuiling met zwavel en stikstof valt er zure regen. Dat is slecht voor bomen en andere planten.

Slide 12 - Tekstslide

2B - 5.3 Verbranden

Slide 13 - Tekstslide

2B - 5.3 Verbranden
Voorwaarden voor verbranding
Voor verbranding heb je drie dingen nodig: brandstof, ontbrandingstemperatuur en zuurstof. Deze drie dingen noem je de voorwaarden voor verbranding. Om brand te krijgen, moet altijd aan alle drie de voorwaarden zijn voldaan:
  • 1 Er moet een brandstof zijn.
  • 2 De brandstof moet de ontbrandingstemperatuur hebben.
  • 3 Er moet zuurstof zijn, bijvoorbeeld uit de lucht.
Als één van deze dingen ontbreekt, krijg je geen brand. Als een kaars op tafel staat, zijn twee van de drie voorwaarden goed. Er is een brandstof (kaarsvet) en er is zuurstof (in de lucht). Maar de kaars gaat pas branden als je hem aansteekt, bijvoorbeeld met een aansteker.

Slide 14 - Tekstslide

2B - 5.3 Verbranden
Een brand blussen
Brand kan gevaarlijk zijn en kan veel schade aanrichten. Een brand moet je daarom zo snel mogelijk blussen. Je moet zorgen dat het vuur uitgaat. Dat kan door één van de voorwaarden voor brand weg te halen. Je kunt dus drie dingen doen:
• Je kunt de brandstof weghalen.
• Je kunt de zuurstof weghalen.
• Je kunt de temperatuur van de brandstof verlagen.

Slide 15 - Tekstslide

2B - 5.3 Verbranden
Brandstof weghalen
Het weghalen van de brandstof is vaak moeilijk of gevaarlijk. Bij een brand staat de brandstof namelijk in brand.
Soms kan het wel. Bijvoorbeeld als een buis voor gas of olie ontploft en in brand vliegt. Je kunt dan een kraan in de buis dichtdraaien. Er kan geen gas of olie meer bij het vuur komen. Het vuur gaat uit.

Zuurstof weghalen
Als je zand op een kampvuur schept, kan er geen lucht meer bij het vuur. Het kampvuur gaat uit. Grotere branden kun je niet blussen met zand. De brandweer spuit dan schuim over het vuur. Nu kan er geen lucht meer bij het vuur komen. Het vuur gaat uit.

Slide 16 - Tekstslide

2B - 5.3 Verbranden
Brandstof weghalen
Het weghalen van de brandstof is vaak moeilijk of gevaarlijk. Bij een brand staat de brandstof namelijk in brand.
Soms kan het wel. Bijvoorbeeld als een buis voor gas of olie ontploft en in brand vliegt. Je kunt dan een kraan in de buis dichtdraaien. Er kan geen gas of olie meer bij het vuur komen. Het vuur gaat uit.

Zuurstof weghalen
Als je zand op een kampvuur schept, kan er geen lucht meer bij het vuur. Het kampvuur gaat uit. Grotere branden kun je niet blussen met zand. De brandweer spuit dan schuim over het vuur. Nu kan er geen lucht meer bij het vuur komen. Het vuur gaat uit.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

2B - 5.3 Verbranden
Temperatuur van de brandstof verlagen
Meestal spuit de brandweer water op de brand (afbeelding 8). Door het water koelt de brandstof af en dooft het vuur. De brandstof is vaak erg heet. De brandweer heeft dan veel water nodig om de temperatuur genoeg te laten dalen. Voor het blussen van een grote brand heb je meer water nodig dan voor een klein brandje.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

2B - 5.3 Verbranden
LEERDOELEN

  • Je kunt uitleggen wat de ontbrandingstemperatuur van een stof is.
  • Je kunt vertellen welke verbrandingsgassen ontstaan bij de verbranding van aardgas.
  • Je kunt het verschil uitleggen tussen volledige en onvolledige verbranding.
  • Je kunt voorbeelden geven van verbrandingsgassen die slecht zijn voor het milieu.
  • Je kunt de drie voorwaarden voor verbranding geven.
  • Je kunt de drie dingen benoemen die je kunt doen om een brand te blussen.

Slide 21 - Tekstslide

2B - 5.3 Verbranden
Huiswerk

  • Maken vragen 1 tm 13 online, 
  • Lezen paragraaf 5.4 - Energiebronnen

Slide 22 - Tekstslide