2016 - I tekst 1 Hoe we waarheden vermijden

Examentraining
2016-I tekst 1: Hoe we waarheden vermijden
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Examentraining
2016-I tekst 1: Hoe we waarheden vermijden

Slide 1 - Tekstslide

Vraag 1: bij welke alinea begint Het belang en de betekenis van onwaarheden?

Slide 2 - Woordweb

Vraag 1 (1 punt)
Bij alinea 4

"Sterker nog: ze zijn essentieel (onwaarheden), want ze helpen ons te ontkomen aan waarheden." (r. 54-56)

Slide 3 - Tekstslide

Vraag 2: bij welke alinea begint Motieven voor het vertellen van onwaarheden?

Slide 4 - Woordweb

Vraag 2 (1 punt)
Bij alinea 13

"Van geen enkele andere beroepsgroep eisen we immers dat ze op grote schaal welgevallige verhalen vertelt." (r. 213-215)

Slide 5 - Tekstslide

Vraag 3 (1 punt)
‘De voor de hand liggende gecombineerd sterk-zwakke punten “ik ben
bereid voor mijn baan de wet te overtreden” of “ik ben aartslui en heb  geleerd anderen mijn werk te laten doen” zijn echter opnieuw niet goed.’ (r. 14-20) 
 Waarom worden deze punten als ‘niet goed’ beschouwd, volgens de
tekst? 

Slide 6 - Tekstslide

Waarom worden deze punten als ‘niet goed’ beschouwd, volgens de tekst?

Slide 7 - Open vraag

Vraag 4 (2 punten)
‘Iemand flink de waarheid vertellen, zo luidt het gezegde, waardoor meteen duidelijk wordt dat dit niet bepaald de bedoeling is.’ (r. 86-89)
 Geef de twee algemene redenen waarom volgens de tekst het vertellen van de waarheid ongewenst zou zijn. 
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 40 woorden. 

Slide 8 - Tekstslide

Vraag 4 (2 punten)
  • Het altijd vertellen van de waarheid maakt het leven moeilijker dan nodig is / Het vermijden van waarheden vergemakkelijkt het leven (1 punt)
  • Het functioneren van welke complexe gemeenschap dan ook zou onmogelijk zijn (bij het altijd vertellen van de waarheid)
(1 punt)

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 5: Wat is de belangrijkste functie van alinea 7 ten opzichte van de voorafgaande tekst? In alinea 7 wordt
A
een afweging gemaakt
B
een conclusie getrokken
C
een toelichting gegeven
D
een voorwaarde gesteld

Slide 10 - Quizvraag

Vraag 6 (3 punten)
‘Verzwijgingen zijn al een stuk interessanter, natuurlijk niet het soort dat bestaat uit stilte ( , maar verzwijgingen die bestaan uit woorden.’ (r. 122-130) 
Welke drie vormen van deze ‘verzwijgingen die bestaan uit woorden’ worden besproken in de tekst? 
Gebruik voor je totale antwoord niet meer dan 35 woorden. 

Slide 11 - Tekstslide

Vraag 6 (3 punten)
  •  de suggestie wekken dat je over een onderwerp (C) praat terwijl je het
    over een ander onderwerp (D) hebt (1 punt)
• taal met zo weinig mogelijk betekenis gebruiken / deconcretiseren van
de taal (1 punt)
• beeldspraak gebruiken (1
punt)

Niet goed: sleutelen aan betekenissen

Slide 12 - Tekstslide

Vraag 7 (2 punten)
‘Het derde mechanisme om waarheden te vermijden, het sleutelen aan betekenissen, is het mooist.’ (regels 178-181)

Welke twee vormen van dit derde mechanisme worden in het vervolg van de tekst genoemd? 

Slide 13 - Tekstslide

Vraag 7 (2 punten)
  • een doorgeschoten eufemisme (dat aanhangt tegen een feitelijke
    onjuistheid) (1 punt)
• betekenis van woorden veranderen (1 punt)

Slide 14 - Tekstslide

Vraag 8: Van welk soort argumentatieschema wordt gebruikgemaakt om deze uitspraak kracht bij te zetten?
een argumentatieschema op basis van
A
kernmerk
B
oorzaak-gevolg
C
overeenkomst
D
voorbeeld

Slide 15 - Quizvraag

Vraag 9: Waarom wordt in de politiek veel gebruikgemaakt van dit mechanisme, gelet op de tekst?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 16 - Quizvraag

Vraag 9 (1 punt)
D: Op deze manier kan een vervelende boodschap op een positieve manier gebracht worden. 
"Van geen enkele andere beroepsgroep eisen we immers dat ze op grote schaal welgevallige verhalen vertelt." (r. 213-215)

Slide 17 - Tekstslide

Vraag 10 (2 punten)
Volgens alinea 2 van tekstfragment 1 zijn mensen ‘maar een beetje
oneerlijk’. 
 Welke verklaring daarvoor kan afgeleid worden uit alinea 1 tot en met 3
van tekst 1? 
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen. 

Slide 18 - Tekstslide

Vraag 10 (2 punten)
De kern van een goed antwoord is:
Er zijn morele grenzen/beperkingen aan bedrog/liegen/de onwaarheid
spreken. 

Slide 19 - Tekstslide

Vraag 10 (2 punten)
Opmerkingen
− Wanneer het element ‘morele’ ontbreekt, maximaal 1 scorepunt
  
− Goed voor 1 scorepunt: ‘liegen’ is niet scherp afgebakend / de grens
tussen liegen/leugens en de waarheid spreken is dun/onduidelijk/vaag.

Slide 20 - Tekstslide

Vraag 11 (1 punt)
Welke verklaring daarvoor kan afgeleid worden uit alinea 3 van
tekstfragment 1? 

Slide 21 - Tekstslide

Vraag 11 (1 punt)
We willen (eigenlijk) graag goede mensen zijn / graag denken dat we goede mensen zijn. 

Slide 22 - Tekstslide

Vraag 12 (2 punten)
In tekst 1 gaat het voornamelijk over de waarheid vermijden, terwijl het in tekstfragment 1 gaat over oneerlijk zijn.
Wat is het belangrijkste verschil tussen beide verschijnselen, gelet op het voordeel dat ze volgens de teksten opleveren? 

Slide 23 - Tekstslide

Vraag 12 (2 punten)
  •  De waarheid vermijden is bedoeld om de omgang tussen mensen te
    vergemakkelijken / is bedoeld om onverenigbare wensen te  overbruggen / Onwaarheden worden gezien als belangrijk voor de maatschappij:1
    punt
• Oneerlijk zijn is gericht op eigen gewin / gericht op eigen voordeel(tjes): 1
punt

Slide 24 - Tekstslide

Vraag 12 (2 punten)

  • Ook goed, bij de eerste antwoordmogelijkheid:
  • Met de waarheid vermijden kun je onder verantwoordelijkheden uitkomen. 

Slide 25 - Tekstslide

Is het gerechtvaardigd om onwaarheden te vertellen?
A
ja
B
nee

Slide 26 - Quizvraag

Vraag 13 (2 punten)
De kern van een goed antwoord is:
• Ja (het is gerechtvaardigd om onwaarheden te vertellen) 1 punt
• want onwaarheden zijn essentieel om onze maatschappij te laten functioneren / zijn een smeermiddel in onze maatschappij / want zonder onwaarheden kan de maatschappij niet functioneren --> 1 punt 

Slide 27 - Tekstslide

Vraag 14 (1 punt)
Leg uit waarom er in de voorbeelden die in tekstfragment 2 genoemd worden sprake zou zijn van liegen zoals beschreven in alinea 4 van de hoofdtekst. 
Neem het onderstaande antwoord over en vul het aan.
Er is sprake van liegen, want …

Slide 28 - Tekstslide

Vraag 14 (1 punt)
(Er is sprake van liegen, want) het gaat om bewust misleiden door ouders / (want) kinderen zijn nog makkelijk te misleiden (ook al menen ouders hun
dreigementen niet). 

Slide 29 - Tekstslide

Vraag 15: Welke van onderstaande zinnen kan het beste weggelaten worden in een
korte samenvatting van de tekst ‘Hoe we waarheden vermijden’?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 30 - Quizvraag