x 2B 3.4 Ruit en vlieger

• Wiskunde
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

?

Zijn er vragen van het huiswerk?

De 3 hoeken in een driehoek zijn samen altijd ....... graden

1. 90
2. 120
3. 180
4. 360

Bereken ∠K
Welke berekening
is goed

1. ∠ K = 180 - 80 - 45
2. ∠ K = 180 - 80
3. ∠K = 100 - 80 - 45
4. ∠ K = 80 + 45

Bereken hoek C

1. 30 graden
2. 120 graden
3. 90 graden
4. 130 graden

Bereken ∠ A1

1. 48 graden
2. 56 graden
3. 80 graden
4. 136 graden

Bereken ∠B2.

1. 45 graden
2. 50 graden
3. 60 graden
4. 70 graden

Deze lijnen zijn evenwijdig.

1. waar
2. niet waar

Hoeveel graden is is een loodrechthoek?

1. 45 graden
2. 90 graden
3. 60 graden
4. 180 graden

Waarmee teken je loodrecht?

1. 
2. 
3. 
4. 

Evenwijdig geef je aan met?

1. Strepen
2. Lijnen
3. Pijlen
4. Figuren

Wat gebruik je voor evenwijdig?

1. 
2. 
3. 
4. 

Wat betekent symmetrie?

1. een moeilijk woord voor hoeken berekenen.
2. twee helften zijn elkaars spiegelbeeld
3. een vergroting
4. een ander woord voor driehoek

Een ruit is een

1. vierhoek met twee paren evenwijdige zijden
2. vierhoek met minstens één paar evenwijdige zijden zijden
3. vierhoek waarvan alle zijden even lang zijn
4. vierhoek waarvan minstens één diagonaal symmetrieas is

Wat is GEEN kenmerk van een ruit?

1. alle hoeken zijn even groot
2. Diagonalen zijn symmetrieassen
3. Alle zijdes zijn even lang
4. Diagonalen delen elkaar loodrecht

Wat is een eigenschap van een vlieger

1. Twee paren zijden zijn even groot
2. Slechts twee zijden zijn even groot
3. Overstaande zijden zijn even groot
4. Alle zijden zijn even groot

Wat is NIET waar over een vlieger?

1. De diagonalen staan loodrecht op elkaar
2. Het is een vierhoek
3. De diagonalen zijn even lang
4. Met een vlieger kan je spelen als het waait