8 mei

8 mei
Maak de volgende zinnen.
Gebruik "hebben" of "zijn".
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsISK

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 43 min

Onderdelen in deze les

8 mei
Maak de volgende zinnen.
Gebruik "hebben" of "zijn".

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag ...... wij les.
A
hebben
B
heb
C
zijn
D
is

Slide 2 - Quizvraag

De leerlingen ....... thuis.
A
hebben
B
is
C
heeft
D
zijn

Slide 3 - Quizvraag

De docent ..... thuis.

Slide 4 - Open vraag

De leerling ..... een laptop.

Slide 5 - Open vraag

Welke zin is correct?
A
Hij is mijn beste vriend.
B
Jullie is daar.
C
Wij ben samen.
D
Zij zijn met ons.

Slide 6 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van 'zijn'.
A
Wij is op school.
B
Jij zijn verdrietig.
C
Zij ben hier.
D
Ik ben blij.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de juiste zin?
A
Jullie is mijn vrienden.
B
Wij zijn in de klas.
C
Zij is een goede leerling.
D
Hij zijn een leuke jongen.

Slide 8 - Quizvraag

Welke zin is correct?
A
Zij heeft een auto.
B
Hij hebben een huis.
C
Jij heb een kat.
D
Wij hebben een hond.

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de juiste vervoeging van 'hebben' voor 'ik'?
A
ik heeft gehad
B
ik hebben
C
ik heeft
D
ik heb

Slide 10 - Quizvraag

Heb jij het goed gedaan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Poll