Online lesson week 17

Week 17 - Online lesson
  • Bespreken huiswerk afgelopen week
  • Uitleg Grammatica
  • Bekijken opdrachten deze week
  • Zijn er nog vragen??
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Week 17 - Online lesson
  • Bespreken huiswerk afgelopen week
  • Uitleg Grammatica
  • Bekijken opdrachten deze week
  • Zijn er nog vragen??

Slide 1 - Tekstslide

Quantifiers
  • a lot of, lots of
  • much
  • many
  • some ,  any
  • a little , a few

Slide 2 - Tekstslide

An opening question!

Slide 3 - Tekstslide

Welke woorden kun je gebruiken om VEEL te zeggen in het Engels?
A
a lot of
B
much
C
many
D
alle bovenstaande antwoorden

Slide 4 - Quizvraag

VEEL
much = enkelvoud of ontelbaar
much sugar
much time
much homework
much coffee
Je gebruikt MUCH in vragende of ontkennende zinnen.

Slide 5 - Tekstslide

VEEL
many = meervoud of telbaar
many children
many birds
many subjects
many stories
Je gebruikt MANY in vragende en ontkennende zinnen.

Slide 6 - Tekstslide

VEEL
In bevestigende zinnen:
a lot of
                   I have a lot of friends.
We paid a lot of money for this.
Na so, as, too NIET!
I sleep as many hours as I can.
We ate too much food today.
A

Slide 7 - Tekstslide

SOME & ANY
Betekenis: een paar, een beetje, wat, enkele
Maar wanneer gebruik je some en wanneer gebruik je any?

Slide 8 - Tekstslide

SOME : wanneer gebruik je het
1. In bevestigende / positieve zinnen
   We bought some flowers
2. In een vraag als je verwacht dat het 
   antwoord "ja" is
   Can I have some water please?
3. Bij een aanbod of verzoek
   Would you like some tea?
   
    
 

Slide 9 - Tekstslide

ANY • wanneer gebruik je het?
1. In ontkennende / negatieve zinnen


2. In vraagzinnen - waarvan het antwoord 
     nog niet zeker is
     Do you have any luggage?
   
             
We didn't buy any flowers.
They arrived without any delay.
negative

Slide 10 - Tekstslide

A LITTLE = een beetje (enkelvoud)

A FEW = een paar (meervoud)


I need a little more time.
Ik heb een beetje meer tijd nodig.

Jack eats a few fries.
Jack eet een paar frietjes.


LITTLE = weinig (enkelvoud)

FEW = weinig (meervoud)


My teacher has little patience.
Mijn lerares heeft weinig geduld.

We bought few books yesterday.
Wij kochten weinig  boeken gisteren.

Slide 11 - Tekstslide

___ (weinig) people tell the truth!
A
little
B
few
C
a little
D
a few

Slide 12 - Quizvraag

___ (veel) girls watched Frozen
in the cinema.
A
much
B
few
C
a lot of
D
little

Slide 13 - Quizvraag

Forrest didn't have ___ (veel) chocolates in his box.
A
a few
B
many
C
much
D
a little

Slide 14 - Quizvraag

He sang ___ (een beetje) better than last time.
A
little
B
few
C
a little
D
a few

Slide 15 - Quizvraag

Vul in: Much, many, a lot(of), few, a few, little, a little
1. How...........training did you have?
2. Not..........   In the beginning I made.............mistakes.
3. How.........years have you been a qualified hairdresser ?
4. Only..........  Three in fact.
5. How............customers do you have a day?
6. Quite ..........   Between 15 and 20 a day.
7. How..........hours a week do you work?
8. And how..........do you earn a week?
9. Too............, I think!

Slide 16 - Tekstslide