Les 2 Zetmeel houdende producten

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
GroenMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 135 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Vraag 2.19
Wat is een houdbaarheidschip?

A
Een chip die door de speciale verpakking lang lekker blijft.
B
Een chip die ervoor zorgt dat een product lang vers blijft.
C
Een chip die aangeeft of een product nog gebruikt kan worden.

Slide 7 - Quizvraag

Vraag 2.20
Hoe milieubelastend zijn zetmeelverpakkingen ten opzichte van niet-afbreekbare plastic verpakkingen?

A
Zetmeelverpakkingen belasten het milieu niet
B
Zetmeelverpakkingen belasten het milieu minder dan niet-afbreekbare plastic verpakkingen.
C
Zetmeelverpakkingen belasten het milieu net zo veel als niet-afbreekbare plastic verpakkingen.

Slide 8 - Quizvraag

Vraag 2.21
Hoe lang duurt het voordat plastic verpakkingen verteerd zijn?

A
1 – 5 jaar
B
5 – 10 jaar
C
10 – 100 jaar
D
Plastic verteert niet.

Slide 9 - Quizvraag

Vraag 2.22
Voordat verpakkingsmateriaal plasticsoep in de oceaan is geworden, volgt het verpakkingsmateriaal een bepaalde weg. Wat gebeurt er als laatste?

A
De consument gooit de verpakking in het milieu
B
Plastic verpakkingen vormen ‘eilanden’ in de oceaan.
C
De consument koopt een in plastic verpakt product.
D
De verpakking komt via water en wind in zee.

Slide 10 - Quizvraag

Vraag 2.23
Plastic verpakkingen komen bij elkaar in een gyre. Wat is een gyre?

A
een grote zeeschildpad
B
een draaikolk in de oceaan
C
een grote afvalcontainer

Slide 11 - Quizvraag

Vraag 2.24
Hoe groot is het oppervlak ‘plasticsoep’ in de oceaan?

A
zo groot als de stad Amsterdam
B
zo groot als de provincie Zeeland
C
zo groot als heel Nederland
D
een paar keer zo groot als heel Nederland

Slide 12 - Quizvraag

Vraag 2.25
Aan wie levert een groenteler zijn geoogste producten niet?

A
Groothandel.
B
Winkelketen.
C
Producent.
D
Consument.

Slide 13 - Quizvraag

Vraag 2.26
Wat is een eigenschap van de meeste agrarische producten?

A
De meeste agrarische producten zijn niet houdbaar.
B
De meeste agrarische producten zijn beperkt houdbaar.
C
De meeste agrarische producten zijn gemiddeld houdbaar.
D
De meeste agrarische producten zijn lang houdbaar.

Slide 14 - Quizvraag

Vraag 2.27
Wat is een voorbeeld van een product met toegevoegde waarde?

A
Vis in een verpakking.
B
Bloemkolen op t land.
C
Rozen in de kas.

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide