6.3 Vermogen en rendement

Elektrische Energie?
1 / 33
volgende
Slide 1: Woordweb
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Elektrische Energie?

Slide 1 - Woordweb

Programma
  1. (Wet van behoud van) energie
  2. (Elektrisch) vermogen
  3. Kilowattuur
  4. Rendement
  5. Korte pauze
  6. Samen werken aan opdrachten

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Het nut van energie begrijpen
  • Het vermogen kunnen berekenen van een elektrisch apparaat
  • Energie kunnen berekenen in kilowattuur
  • Met efficiëntie kunnen berekenen hoe veel energie verloren gaat 

Slide 3 - Tekstslide

Energie
Belangrijk om maar één reden:
We kunnen het niet maken of vernietigen.

Slide 4 - Tekstslide

Wet van behoud van energie
Energie kan niet gemaakt of vernietigd worden
In iedere situatie is de totale hoeveelheid energie altijd gelijk

Slide 5 - Tekstslide

Verhaal over Hugo

Slide 6 - Tekstslide

Formule 1

Slide 7 - Tekstslide

Formule 2

Slide 8 - Tekstslide

Natuurkundige versie

Slide 9 - Tekstslide

Soorten energie

Slide 10 - Tekstslide

Soorten energie

Slide 11 - Tekstslide

Wat gebruikt het meeste energie?
A
Een lamp die 10 minuten brandt
B
Een lamp die 10 uur brandt
C
Een lamp die een dag brandt

Slide 12 - Quizvraag

Wat gebruikt het meeste energie?
A
Een keer de wasmachine laten draaien
B
Een keer de vaatwasser laten draaien
C
3 uur televisiekijken

Slide 13 - Quizvraag

Vermogen!
Vermogen is hoe veel energie er per tijdseenheid omgezet wordt





Eenheid: Watt (W)
Is hetzelfde als Joule per seconde

P=tE

Slide 14 - Tekstslide

Wat verbruikt de meeste energie?
A
Een wasmachine (P=1000 W) die een uur draait
B
Een vaatwasser (P=2500W) die een half uur draait
C
Drie uur televisie (P=100W) kijken

Slide 15 - Quizvraag

Vermogen in elektrische apparaten
Vermogen is de spanning keer de stroomsterkte

Spanning: Hoe veel energie 1 Coulomb aan lading heeft
Stroomsterkte: Hoe veel Coulomb aan lading er per seconde langs komt

P=UI

Slide 16 - Tekstslide

Een vaatwasser heeft een vermogen van 1000 W. Wat is de stroomsterkte naar de vaatwasser als deze aan staat? (Voor het stroomnet geldt: U=230V)
P=UI
P=UI
timer
3:00

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Alternatieve eenheid energie: Kilowattuur (kWh)


Voor elektrische apparaten vaak héél veel Joule.
Makkelijkere eenheid: Kilowattuur
Hoeveelheid energie die een apparaat van 1 Kilowatt in 1 uur omzet.
Om te berekenen zelfde formule als normaal, maar eenheden veranderen naar Kilowatt en uur.
P=tE
E=Pt

Slide 19 - Tekstslide

Een toaster (2000 W) wordt voor 10 minuten gebruikt om brood te toasten. Hoe veel energie wordt hierbij omgezet? Geef je antwoord in kilowattuur.
timer
3:00

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide

Rendement
Niet iedere energievorm is altijd gewenst
Ieder apparaat heeft een bepaald doel
Alle energie die het doel van het apparaat bereikt is nuttig
Alle overige energie is niet nuttig

Slide 22 - Tekstslide

Rendement
Rendement is de verhouding tussen de hoeveelheid nuttig vermogen en het totale vermogen wat gebruikt wordt
 


Wordt uitgedrukt in procenten: Hoe veel procent van het totaal is nuttig?
η=EinEnuttig=PinPnuttig

Slide 23 - Tekstslide

Rendement
Rendement is de verhouding tussen de hoeveelheid nuttige energie en de totale energie die omgezet wordt
 


Wordt uitgedrukt in procenten: Hoe veel procent van het totaal is nuttig?
η=EinEnuttig

Slide 24 - Tekstslide

Kent iemand een apparaat met een rendement van 100%?

Slide 25 - Open vraag

5 minuten pauze
Daarna samen aan opdrachten werken
timer
5:00

Slide 26 - Tekstslide


Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Tekstslide


Slide 29 - Open vraag

Slide 30 - Tekstslide

Zelf aan de slag
H6 Opgave 14 tm 16. Eind van de les nog afsluiting.

Slide 31 - Tekstslide

Wat vonden jullie van deze manier van online lesgeven?

Slide 32 - Open vraag

Ik vond het makkelijk om met deze lesvorm iets te vragen / een opmerking de maken
A
Heel erg eens
B
Eens
C
Oneens
D
Heel erg oneens

Slide 33 - Quizvraag