5.2 Chromosomen 2HV

5.2 Chromosomen
  • Jas in je kluis
  • Spullen op tafel
       Laptop/Leerwerkboek
       Schrift
  • Tas van tafel
  • Lees blz. 108 t/m 117
timer
5:00
Kennen/Kunnen
  • Begrijpen: Ik kan uitleggen dat menselijke lichaamscellen 46 chromosomen bevatten en waarom deze in paren voorkomen, in tegenstelling tot geslachtscellen.
  • Begrijpen: Ik kan uitleggen dat chromosomen in een paar dezelfde genen bevatten en beschrijven hoe het geslacht bepaald wordt door X- en Y-chromosomen.
  • Begrijpen: Ik kan het verschil uitleggen tussen gewone celdeling (mitose) en geslachtsceldeling (meiose) door beide processen goed te vergelijken.
  • Analyseren: Ik kan uitleggen hoe meiose en bevruchting samen zorgen voor genetische variatie door het proces en de chromosoomcombinaties correct te beschrijven.
Huiswerk T5 B2
Opdr. 1 t/m 9
OF uitdaging
Opdr. 6 t/m 11
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

5.2 Chromosomen
  • Jas in je kluis
  • Spullen op tafel
       Laptop/Leerwerkboek
       Schrift
  • Tas van tafel
  • Lees blz. 108 t/m 117
timer
5:00
Kennen/Kunnen
  • Begrijpen: Ik kan uitleggen dat menselijke lichaamscellen 46 chromosomen bevatten en waarom deze in paren voorkomen, in tegenstelling tot geslachtscellen.
  • Begrijpen: Ik kan uitleggen dat chromosomen in een paar dezelfde genen bevatten en beschrijven hoe het geslacht bepaald wordt door X- en Y-chromosomen.
  • Begrijpen: Ik kan het verschil uitleggen tussen gewone celdeling (mitose) en geslachtsceldeling (meiose) door beide processen goed te vergelijken.
  • Analyseren: Ik kan uitleggen hoe meiose en bevruchting samen zorgen voor genetische variatie door het proces en de chromosoomcombinaties correct te beschrijven.
Huiswerk T5 B2
Opdr. 1 t/m 9
OF uitdaging
Opdr. 6 t/m 11

Slide 1 - Tekstslide

Huiswerkrad
Ga vast naar Lessonup.app en gebruik deze code
Beloning
Straf
Beloningen
+1 cm2 spiekbriefje = Je mag een spiekbriefje maken voor een toets. Deze begint 1 bij 1 cm groot, per keer dat je dit verdient wordt dat 1 cm meer, tot een max van 4 bij 4 cm groot.
1/3 +0.5 = Als je deze 3 keer verdiend mag je 0,5 optellen bij een biologiecijfer naar keuze.
Snitch = Je mag een klasgenoot kiezen die ook wordt gecontroleerd. Je krijgt zelf 2 V's (3 V's levert een 1/3 +0,5 op)
Helaas = Je krijgt maar 1 V.
Straffen
45 min bijwerken= Na school kom je huiswerk maken, dit duurt 45 min of totdat je opgegeven taak af is.
Kleurplaat = Je kiest een kleurplaat, deze kleur je in en je maakt de opdracht die erbij hoort. De eerstvolgende les moet je deze inleveren. niet gedaan is 2 kruisjes.
2/1 kruisjes = Een kruisjes is een X, als je hier 3 van hebt, krijg je automatisch de 45 min bijwerken
Snitch = Je mag een klasgenoot kiezen die ook wordt gecontroleerd.
Niks! = Je krijgt geen straf

Slide 2 - Tekstslide

Tekenen
Maak een tekening van een cel met daarin het DNA
Gebruik wat je weet over DNA en Cellen om dit te doen
Gebruik onderstaande tips om het zo goed mogelijk te doen.

Tips:
  • Teken eerst een grote cel, teken daarin het organel waar het DNA is opgeslagen. (hoe heet dit organel ook alweer?)
  • Ligt het DNA los in de cel? Of zit het in een bepaalde vorm? Welke vorm is dat?
  • Gebruik kleuren om te laten zien welk DNA afkomstig is van welke ouder
  • Hoeveel DNA moet je minimaal tekenen om een lichaamscel te tekenen? (niet per se van een mens)
timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

In de cellen van je darmen, zit ook DNA dat informatie bevat over je haarkleur
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

In de zomer gaat Jan graag in de zon liggen.
Zijn huid wordt dan bruin.

Wat is er dan gebeurd?
A
Zijn genotype is verandert
B
Zijn fenotype is verandert
C
Zijn genotype en fenotype zijn verandert
D
Zijn genotype en fenotype veranderen niet

Slide 5 - Quizvraag

Chromosomen liggen niet los in je cellen.
Hoe heet het deel van de cel waar chromosomen in zitten? (1 woord)

Slide 6 - Open vraag

Hoeveel chromosomen komen voor in een cel in je oog? (getal)

Slide 7 - Open vraag

Bevatten alle cellen in het lichaam van een volwassen persoon 46 chromosomen?
A
Ja, allemaal
B
Nee, maar het overgrote deel wel
C
Nee, ongeveer de helft
D
Nee, maar een klein deel

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een gen?

Slide 9 - Open vraag

Chromosomen vormen paren.
1 paar bevat informatie over dezelfde eigenschappen
1 paar bevat dezelfde genen
Elk paar bevat 1 chromosoom van je vader en 1 van je moeder

Dezelfde genen betekent niet dat ze precies hetzelfde zijn!
Een gen is bijvoorbeeld: oogkleur, haarkleur, lengte

De informatie in het gen kan verschillen per chromosoom.
Bij het gen oogkleur is dat bijvoorbeeld: blauw, bruin, groen.
!
Op de achtergrond zie je een karyogram. (een foto van alle chromosomen uit 1 cel(kern)).
Hierin zijn alle paren bij elkaar gezet.
In elk paar is 1 chromosoom afkomstig van je vader en de ander van je moeder.
Elk paar bevat dezelfde genen

Slide 10 - Tekstslide

Elk (gezond) mens heeft van elk gen 2 versies.
Waarom heb je elk gen 2x?

Slide 11 - Open vraag

Een chromosomenpaar
Genen
Elke gekleurde ring stelt 1 gen voor op het chromosoom.
Sommige genen nemen meer 'ruimte' in beslag dan andere genen.
Ze bestaan uit meerdere basenparen

Deze kleuren zie je niet op een 'echt' chromosoom, het is om de afbeeldingen duidelijker te maken
Hetzelfde of verschillend
Elk gen heb je 2 keer, 1 keer van je moeder en 1 keer van je vader.
Soms is de informatie in deze genen hetzelfde, maar het komt vaak voor dat beide genen verschillende informatie bevatten.

Als de kleuren op beide chromosomen hetzelfde zijn betekent dit dat het gen dezelfde informatie bevat.
Bijvoorbeeld beide genen over oogkleur zijn blauw.

Als de kleuren verschillen is de informatie op de genen anders.
Bijvoorbeeld het ene haarkleur gen is blond de ander rood.

Slide 12 - Tekstslide

Geslachtelijke voortplanting
  • Zaad/eicellen ontstaan door een speciale deling: Meiose.
  • Tijdens meiose worden alle chromosomenparen gesplitst, elke dochtercel krijgt 1 chromosoom uit elk paar.
  • Hierdoor ontstaan cellen met verschillende combinaties.
Een normale lichaamscel heeft elk gen dubbel!
Door meiose ontstaan cellen die maar 1 versie van elk gen hebben.

Slide 13 - Tekstslide

Ontstaan van genotype
  • Alle lichaamscellen bevatten chromosomenparen.
  • Zaadcel/eicel bevat enkele chromosomen: enkelvoudig
  • Tijdens bevruchting ontstaan nieuwe paren en het genotype
Zaad en eicellen bevatten enkele genen. 
Tijdens de bevruchting worden deze gecombineerd, daardoor onstaat een cel die elk gen dubbel heeft.

Slide 14 - Tekstslide

Sekse
  • Bepaald door X, Y chromosoom
  • XX = vrouw
  • XY = man
  • Intersekse = XX of XY
  • Waarom is YY niet mogelijk?

Slide 15 - Tekstslide

Twee-eiige tweeling
  • Er komen tegelijkertijd 2 eicellen vrij (2 ovulaties tegelijkertijd)
  • Beide worden bevrucht (2 bevruchtingen)
  • Het genotype is verschillend (deze tweeling lijkt niet per se veel op elkaar. het geslacht kan verschillend zijn)
Een-eiige tweeling
  • Er komt 1 eicel vrij, deze wordt bevrucht (1 ovulatie en 1 bevruchting)
  • Tijdens de eerste delingen valt het klompje cellen uit elkaar
  • Elk klompje cellen ontwikkelt zich tot volledig kind
  • Het genotype is hetzelfde (deze tweeling heeft hetzelfde DNA, hun geslacht is altijd hetzelfde en ze lijken veel op elkaar)

Slide 16 - Tekstslide

Ga aan de slag met: T5 B2
  • Blz. 108 t/m 117
  • Opdr. 1 t/m 9
OF uitdaging
  • Opdr. 6 t/m 11

Klaar met het bovenstaande?
  • Verder werken/lezen
  • Samenvatten
  • Ander huiswerk
  • Boek lezen
Zs = Werken in stilte
  • Geen vinger opsteken
  • Aan het werk
  • Stil en stoor niemand
  • Blijf op je plek
timer
6:00

Slide 17 - Tekstslide

Ga aan de slag met: T5 B2
  • Blz. 108 t/m 117
  • Opdr. 1 t/m 9
OF uitdaging
  • Opdr. 6 t/m 11

Klaar met het bovenstaande?
  • Verder werken/lezen
  • Samenvatten
  • Ander huiswerk
  • Boek lezen
Zf = Werken met fluisteren
  • Geen vinger opsteken
  • De docent komt langs
  • Aan het werk
  • Fluister alleen met de persoon naast je
  • Blijf op je plek

Slide 18 - Tekstslide

Het DNA van een broer en zus wordt vergeleken.
Leg uit: waarom is het logisch dat hun DNA veel overeenkomsten heeft?

Slide 19 - Open vraag

Opruimdienst
Elke les 3 andere leerlingen
  • Alle tafels recht
  • Stoelen aangeschoven
  • Grond vrij van afval
  • Tafels leeg

Slide 20 - Tekstslide