herhaling argumentatie voor toetsweek 4 juni 2025 4 en 5V

Programma
  • Lesdoelen
  • Wat weet je al?
  • Herhaling theorie: argumenteren tot aan drogredenen
  • Les 2: herhaling theorie drogredenen
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Programma
  • Lesdoelen
  • Wat weet je al?
  • Herhaling theorie: argumenteren tot aan drogredenen
  • Les 2: herhaling theorie drogredenen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen

  • Je weet na deze les (weer) wat standpunten, (tegen)argumenten, feitelijke en waarderende argumenten, weerleggingen, argumentatieschema's en argumentatiestructuren zijn
  • Je kunt deze zaken uit teksten halen en toepassen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk soort vragen kun je op de toets over argumenteren verwachten?
  1. Wat is het standpunt van de schrijver over x?
  2. Welk argument (of welke argumenten) gebruikt de schrijver om zijn mening in al. y te onderbouwen? En welke sub-argumenten?
  3. Waarmee weerlegt de schrijver het tegenargument? 
  4. Van welke argumentatiestructuur is in al. z sprake?
  5. Teken de argumentatiestructuur van al. p?
  6. Van welke drogredeneringen is er sprake in in al. q t/m r?
  7. Etc. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je minimaal nodig voor een redenering (argumentatie)?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg het verschil uit tussen een argumentatiestructuur en een argumentatieschema

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen feitelijke en waarderende argumenten?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Twee soorten argumenten:
  • feitelijke argumenten: je kunt ze controleren, ze zijn waar of niet waar
  •    'Ik ga boodschappen doen bij de Jumbo, want die zit bij mij om de hoek.'
  • waarderende argumenten: deze geven aan dat iets (on)wenselijk, (on)gepast, mooi of lelijk, goed of slecht is. Je kunt ze niet controleren
  •    'Ik ga boodschappen doen bij de Jumbo, want ik vind het een fijne winkel.' 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuren (blokjesschema's)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument.
DE DOCENT MOET NIET TE LANG AAN HET WOORD BLIJVEN

DE UITLEG MOET KORT EN BONDIG ZIJN

IK KAN ME SLECHTS VIER MINUTEN CONCENTREREN

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumentatie

IK GA NIET STUDEREN IN LEIDEN

MIJN BROER WOONT DAAR                   IK WIL NIET IN DEZELFDE                                                                      STAD STUDEREN ALS MIJN BROER

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatieschema
Het geheel van argumenten en standpunt wordt een redenering of argumentatie genoemd. 

Het verband tussen argument(en) en standpunt noemen we een argumentatieschema.


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatie kan gebaseerd zijn op de volgende schema's (leren voor toets!):
  1.  oorzaak en gevolg;
  2. kenmerk of eigenschap;
  3. voor- en nadelen;
  4. voorbeelden;
  5. vergelijking;
  6. autoriteit.


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. oorzaak gevolg
Een feit of een gebeurtenis zal leiden tot een ander feit of andere gebeurtenis.

Je kunt beter op maximale ondersteuning starten (oorzaak en stp), want dan ben je eerder op (kruis-) snelheid (gevolg en arg.) en daardoor (dus) is je stabiliteit beter (gevolg van gevolg en arg.). 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. kenmerk of eigenschap
Als alle onderdelen van een groep hetzelfde kenmerk hebben, dan heeft één onderdeel van die groep dat kenmerk ook. Deze gedachte wordt meestal niet expliciet vermeld.

Dictatoriale leiders zijn het niet gewend om kritisch bejegend te worden (argument). Geen wonder dat Kim Jung-un veel moeite heeft met kritiek die hij vanuit het buitenland krijgt (standpunt).

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. voor- en nadelen
Bij dit type argumentatie wordt een afweging gemaakt: de voordelen worden vergeleken met de nadelen en op basis van de uitkomst wordt er een oordeel uitgesproken.

Alleen voordelen:  argumentatie op basis van voordelen
Alleen nadelen:      argumentatie op basis van nadelen


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. voor- en nadelen
Als iemand een tussenjaar neemt, is hij misschien wel meer gemotiveerd voor zijn vervolgstudie. Ook is een jaartje uitrusten natuurlijk niet zo gek (voordelen: argumenten vóór). Daar staat tegenover dat zo iemand wel helemaal uit zijn studieritme raakt en daar misschien ook nooit meer echt goed in raakt, met alle gevolgen van dien (nadelen: argumenten tegen). Een tussenjaar nemen is niet altijd verstandig (standpunt).

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. voorbeelden
Een standpunt kan ondersteund worden door voorbeelden. Die voorbeelden zijn dan de argumenten.

Ik denk dat hij zich nauwelijks betrokken voelt bij het bedrijf en zijn collega’s (standpunt)Zo heeft hij zich gisteren ziek gemeld, terwijl hij ’s middags wel in de sportschool was en met het bedrijfsuitje ging hij ook al niet mee (argumenten).

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. vergelijking
Er wordt een vergelijking wordt gemaakt tussen twee gevallen en er een overeenkomst wordt geconstateerd: omdat het in het ene geval zo is, zal het bij het andere ook wel zo zijn.

Ik vrees dat de leerkrachten in het basisonderwijs de zo gewenste loonsverhoging niet zullen krijgen (standpunt); de docenten in het voortgezet onderwijs kregen laatst immers ook niet meer salaris (argument).

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6. autoriteit
Wanneer een standpunt wordt ondersteund door een uitspraak van een deskundige of een gezaghebbende bron, bijvoorbeeld een wetenschappelijk onderzoek, heet dat argumentatie op basis van autoriteit.

Suiker blijkt veel ongezonder dan onverzadigd vet te zijn (standpunt). Het Voedingscentrum (argument van betrouwbare autoriteit) presenteert dit in zijn nieuwe Schijf van Vijf en biedt alternatieven (argument)

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De opwarming van de aarde zorgt ervoor dat arme landen steeds meer problemen krijgen met hun watervoorziening. Zij hebben geen geld om water uit andere gebieden te halen, waardoor de tekorten aan drinkwater verder toenemen en het nog moeilijker wordt om voedsel te verbouwen
A
argumentatie op basis van vergelijking
B
argumentatie op basis van voorbeelden
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van oorzaak en gevolg.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wij vonden het een prima appartement met een heerlijk terras en ideaal vlakbij zee. Negatief was dat de bedden compleet doorgelegen waren. Ook hadden wij nauwelijks warm water in de douche. En tot slot hadden wij erg veel kakkerlakken. Met kleine kinderen is dat niet echt prettig. Het waren gelukkig maar hele kleintjes, maar toch niet echt aangenaam. Al met al denk ik dat we de volgende keer toch een andere accommodatie boeken.
A
argumentatie op basis van vergelijking
B
argumentatie op basis van voor- en nadelen
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van voorbeelden

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het was mooi om te zien dat zoveel supporters ons kwamen steunen. Ook bij een eerdere uitwedstrijd was dit het geval en toen liep het goed af. Ik verwacht zaterdag met twee bussen supporters dan ook een overwinning bij de wedstrijd tegen Amsterdam.
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van voor- en nadelen
C
argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
D
argumentatie op basis van vergelijking

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als Froukje volgende keer weer optreedt op Lowlands gaan we zeker weer naar het festival. Vorig jaar was zij ook top.
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van vergelijking
C
argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
D
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Klimaatverandering is zeker van invloed op de gezondheid van de mensen. Vooral oudere mensen kunnen slecht tegen hitte. Er zullen daardoor alleen in Europa al nog meer mensen overlijden dan de tienduizenden mensen die nu al per jaar door de hitte sterven.
A
argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
B
argumentatie op basis van vergelijking
C
argumentatie op basis van voorbeelden
D
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Volgens zijn arts heeft hij bloedarmoede. Hij had namelijk allerlei symptomen die erop wijzen: last van vermoeidheid, hartkloppingen, duizeligheid, oorsuizingen en hoofdpijn.
A
argumentatie op basis van voor- en nadelen
B
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
C
argumentatie op basis van vergelijking
D
argumentatie op basis van voorbeelden

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Suiker blijkt veel ongezonder dan onverzadigd vet te zijn. Het Voedingscentrum presenteert dit in zijn nieuwe Schijf van Vijf en biedt alternatieven.
A
argumentatie op basis van autoriteit
B
argumentatie op basis van voorbeelden
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van vergelijking

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verzwegen argument
  • De aanvaardbaarheid van een argumentatieschema is meestal afhankelijk van het verzwegen argument
  • Bijvoorbeeld: 'Arjen is niet echt met de milieuproblematiek bezig en hij geeft zijn kinderen een slecht voorbeeld, want hij eet gewoon elke dag vlees
  • Blijkbaar gaat de spreker ervan uit dat 'elke dag vlees eten' kenmerkend is voor mensen die niks om het milieu geven'
  • De aanvaardbaarheid van het verzwegen argument staat of valt met de inhoudelijke juistheid van het verzwegen argument
  • Maak dus altijd de verzwegen argumenten expliciet voordat je een uitspraak doet over de aanvaardbaarheid van de argumentatie

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afronding
  • Wat is een standpunt?
  • Welke signaalwoorden horen hierbij?
  • Wat is een (tegen)argument?
  • Welke signaalwoorden horen hierbij? 
  • Wat is een weerlegging?
  • Wat zijn feitelijke argumenten? En wat zijn waarderende argumenten?
  • Wat zijn argumentatieschema's? Welke zes soorten ken je?
  • En, tot slot, wat zijn argumentatiestructuren? Welke drie hoofdsoorten ken je?

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen les 2

  • Je weet na deze les (weer) wat drogredeneringen zijn
  • Je weet wat de twaalf drogredeneringen  zijn die je moet kennen voor de leestoets
  • Je kunt deze drogredeneringen in teksten herkennen en benoemen

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Drogredeneringen
  • Drogredenering: het verkeerd gebruiken van een argumentatieschema of het overtreden van de discussieregels
  • De eerste zeven drogredeneringen zijn gebaseerd op het verkeerd gebruik van een argumentatieschema
  • de laatste vijf zijn gebaseerd op het overtreden van de discussieregels

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie 
  • Er wordt tussen twee zaken een oorzaak-gevolgrelatie gelegd, terwijl die er niet is.
  • Voorbeeld: Sinds ik niet meer automatisch meespeel, maar mijn Staatsloten op het postkantoortje koop, val ik steeds weer in de prijzen.
  • Kritiek: Er wordt gedaan alsof het kopen van de loten op het postkantoortje de oorzaak is van het feit dat ik steeds in de prijzen val, maar er zou ook een andere oorzaak kunnen zijn…

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Onjuist beroep op kenmerk of eigenschap
  • Aan een bepaald kenmerk of bepaalde eigenschap wordt wel betekenis toegekend (dit wordt overgewaardeerd), terwijl andere belangrijke kenmerken of eigenschappen NIET worden genoemd. 
  • Voorbeeld: onze conciërge kan prima met pubers omgaan, hij is dus de ideale leraar.
  • Kritiek: Er wordt gedaan alsof het goed kunnen omgaan met pubers de enige eigenschap is voor de ideale leraar

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Onjuist beroep op voor- en nadelenschema
  • De voor- of nadelen worden flink overdreven.
  • Voorbeeld: Scholen zouden een uur eerder moeten beginnen, omdat zowel de leerlingen als de docenten dan langer van hun middag kunnen genieten, meer tijd hebben voor huiswerk of het nakijken van toetsen en een gezond ochtendritme ontwikkelen.
  • Kritiek: Bij dit voorbeeld worden meerdere voordelen gegeven van het vroeger beginnen van scholen. Nadelen (niet iedereen is een ochtendmens, leerlingen en docenten voelen zich niet uitgeslapen, et- cetera) worden genegeerd.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Vals dilemma
  • Hierbij worden twee alternatieven voorgesteld als de enige mogelijkheden, terwijl er in werkelijkheid nog andere zijn.
  • Voorbeeld: de wetenschap kan het ontstaan van graancirkels niet goed verklaren, dus graancirkels zijn het werk van aliens.
  • Kritiek: er worden twee opties aangedragen: óf de wetenschap moet het kunnen verklaren (optie A) óf graancirkels zijn het werk van aliëns (optie B). Dit zijn echter niet de enige opties. Misschien is de wetenschap momenteel niet zo ver dat ze het fenomeen kan verklaren, maar is ze dat over 10 jaar wel. Er kunnen dus meerdere verklaringen zijn voor het fenomeen.

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Overhaaste generalisatie
  • Op grond van een of een enkel voorval wordt er een conclusie getrokken die voor alle gevallen geldt.
  • Voorbeeld: Mijn opa dronk elke dag een paar glazen jenever en is 98 jaar geworden, alcohol drinken is dus helemaal niet ongezond.
  • Kritiek: Dat mijn opa toevallig zo oud is geworden, zegt nog niets over het effect van een paar glazen alcohol drinken voor anderen.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6. Verkeerde (valse) vergelijking
  • Je vergelijkt onterecht twee zaken met elkaar.
  • Voorbeeld: volgens de NS hoeft in de sprinter geen wc te zitten. In een bus zit die toch ook niet.
  • Kritiek: de bus en de sprinter zijn niet in alle opzichten met elkaar vergelijkbaar

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7. Onjuist beroep op autoriteit
  • Er wordt een bekend persoon aangehaald om het standpunt mee te onderbouwen, maar deze persoon heeft weinig te maken met de zaak. Of hij heeft belang bij de zaak
  • Voorbeeld: condooms verergeren de verspreiding van aids, want dat zegt de paus.
  • Kritiek: weet de paus echt iets van dit onderwerp? En is hij onpartijdig?

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8. Persoonlijke aanval
  • Voorbeeld:
       Moeder: ‘Evelien, jij zou meer fruit en groenten moeten eten, dat is veel gezonder.’
       Evelien: ‘Wat weet jij nou van gezondheid, jij weegt zelf 105 kilo!’


  • Kritiek: Je valt de persoon aan en niet zijn argumenten.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

9. Ontduiken van de bewijslast
  • Je keert de bewijslast om en laat de tegenpartij het tegendeel bewijzen
  • Voorbeeld: ik vind dat poëzie geschrapt kan worden uit de examenstof voor het VWO!     Geef me één goede reden waarom dat niet zou kunnen.
  • Standpunt: poëzie kan geschrapt worden uit de examenstof voor het VWO.
  • Argument: Geef me één goede reden waarom dat niet zou kunnen.
  • Verzwegen argument: Als je geen goede reden hebt waarom we poëzie niet zouden schrappen, dan kan het worden geschrapt.
  • Kritiek: Hier wordt een mening gegeven, maar geen argument! Reageer daarop: Ik hoef daarvoor geenreden te geven. Geef jij maar een reden waarom het geschrapt zou moeten worden.




Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

10. Cirkelredenering
  • Bij een cirkelredenering herhaal je je standpunt, alleen anders geformuleerd.
  • Standpunt: Ik ben de baas
  • Argument: ik heb het hier voor het zeggen
  • Richt je kritiek op het feit dat standpunt en argument hetzelfde zijn. 





Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

11. Vertekenen van het standpunt
  • Voorbeeld: Jij vindt dat we de toelating van asielzoekers moeten beperken. Dus jij bent een aanhanger van Geert Wilders.
  • Standpunt: jij bent een aanhanger van Geert Wilders.
  • Argument: Jij vindt dat we de toelating van asielzoekers moeten beperken.
  • Verzwegen argument: als je vindt dat we de toelating van asielzoekers moeten beperken, ben je een aanhanger van Geert Wilders.
  • Hier worden woorden in de mond gelegd; de ander heeft deze uitspraak helemaal niet gedaan. Oplossing: zeg dit ook.




Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

12. Bespelen van het publiek
  • Bij het bespelen van het publiek wordt geprobeerd de tegenstander op onredelijke wijze (emoties, angst, schuld) te overtuigen. 
  • Bijvoorbeeld:
  • -> Iedereen die de Nederlandse literatuur ook maar een beetje kent, snapt dat Hermans de beste Nederlandse schrijver ooit is.
  • -> Hoe kunt u mij nu ontslaan, ik heb het al zo moeilijk.
  • De argumenten ontbreken. Maar de spreker ontneemt de luisteraar de moed om te spreken!





Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen 

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werklozen zijn te beroerd om te werken, dat zie je wel aan mijn buurman.
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredenering
D
overhaaste generalisatie

Slide 46 - Quizvraag

Op basis van te weinig gegevens stelt iemand een algemene regel vast
Supermarktmedewerkers moeten niet klagen als ze overuren maken, want winkeliers werken ook op koopavonden en zaterdag
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredening
D
overhaaste generalisatie

Slide 47 - Quizvraag

er worden dingen met elkaar vergeleken die eigenlijk niet te vergelijken zijn
“Ik ben geen dief, want ik steel niet.”
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredenering
D
generalisatie

Slide 48 - Quizvraag

Een spreker of schrijver gebruikt bij een cirkelredenering de bewering als het argument zelf. Vaak geeft de spreker of schrijver een definitie of omschrijving van de bewering in zijn argument, zoals in onderstaand voorbeeld een niet-kleptomaan per definitie niet steelt.