Taalverzorging 9.1

• Ned
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Taalverzorging 9.1

Grammatica

Werkwoordstijden

Hoe vind je het zinsdeel
"onderwerp"?

1. De belangrijkste persoon in de zin.
2. Door eerst alle werkwoorden te zoeken.
3. Wie/wat + persoonsvorm.

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:

'Ik kan het werkwoordelijk gezegde benoemen'.

1. ik
2. kan
3. benoemen
4. kan benoemen

Zinsontleding

pv/wwg

ond

 Op zondagmiddag 

heb

 ik

gekocht.

 een cadeautje

Lijdend voorwerp

Voorwerp of de persoon die nodig is om de handeling uit te voeren. 

d

Wat is de handeling? --> Werkwoordelijk gezegde (WWG)

Wie voert de handeling uit? --> Onderwerp (OND)

Wie/wat is nodig bij de handeling? --> Lijdend voorwerp (LV)

Voorbeeld:

Mijn vader laat elke ochtend de hond uit.

Wat? WWG --> Laat uit

Wie? OND  --> Mijn vader

Wie/wat is nodig om uit te laten? LV --> de hond

Lijdend voorwerp

LV

Wie of wat + onderwerp + wwg

Wat is het lijdend voorwerp?

gekeken.

Het lijdend voorwerp

We 

hebben

een serie 

Wat is het lijdend voorwerp?

altijd 

Het lijdend voorwerp

Waar

zet

jij 

jouw racefiets

neer?

Ik help hem.

Ik zie haar.

Wij geven jullie iets.

Heb je hun geschreven?

Lijdend voorwerp

Meewerkend voorwerp

Lijdend voorwerp

Meewerkend voorwerp

De meester    moet     haar     de taalles     uitleggen

onderwerp

lijdend

voorwerp

meewerkend voorwerp

wwg

Mijn moeder

geeft

mij

een glas ranja

onderwerp

wwg

meewerkend voorwerp

lijdend

voorwerp

Bijwoordelijke bepaling

Waar?

Wanneer?

Waarom?

Gisteren

leende

zijn rekenmachine

aan Michiel.

Jurgen

onderwerp

persoonsvorm

lijdend 

voorwerp

meewerkend voorwerp

bijwoordelijke bepaling