Hersenen les 4

• Hoogbegaafdheid
• Basisschool
• Groep 4-8

Hersenen les 1

LES 4

Leer je brein kennen!

LESDOELEN

• Ik weet wat filosofie is
• Ik kan filosoferen
• Ik kan sorteren
• Ik kan argumenten bedenken
• Ik kan mijn ideeën omzetten in een tekening

Kan een boom denken?

Mees en Peter laten hun hond Bello uit in het bos. Het is herfst, en de grond is bedekt

met een dik pak bladeren. De bomen hebben kale takken. Maar, daar, midden tussen de

hoge bomen, staat één smalle boom die al zijn groene bladeren nog heeft.

Mees zegt: “die boom denkt vast dat het nog zomer is!”

Peter kijkt Mees verbaasd aan, en hij zegt: “maar… een boom kan toch niet denken?

- Als een boom niet kan denken, hoe wordt dan bepaald wanneer zijn bladeren vallen, of weer groeien?

- Als een boom kan denken, waarmee denkt hij dan?

Mees en Peter laten hun hond Bello uit in het bos. Het is herfst, en de grond is bedekt

met een dik pak bladeren. De bomen hebben kale takken. Maar, daar, midden tussen de

hoge bomen, staat één smalle boom die al zijn groene bladeren nog heeft.

Mees zegt: “die boom denkt vast dat het nog zomer is!”

Peter kijkt Mees verbaasd aan, en hij zegt: “maar… een boom kan toch niet denken?

Formuleer je standpunt kort en krachtig.

A = Argument

U = Uitleg

B = Bijvoorbeeld

Leg uit waarom je argument klopt. Leg uit waarom dit positief of negatief is.

Gebruik een voorbeeld, feit of cijfer. Dit kan iets uit het dagelijks leven zijn, of  informatie die je hebt opgezocht. 

Stelling: We zouden meer moeten sporten.

A: Meer sporten is goed voor je gezondheid.

U: Dit is omdat sporten je lichaam sterker maakt, je conditie verbetert en je immuunsysteem ondersteunt. Hierdoor verklein je de kans op ziekte en voel je je fitter.

B: Mensen die minstens 3 keer per week sporten, hebben gemiddeld 30% minder kans op hart- en vaatziekten dan mensen die nooit sporten, aldus een onderzoek van het RIVM. 

Wat denkt wel, en wat denkt niet?

denkt wel

denkt niet

?

Neem om de beurt een kaartje. Je zegt wat er op dat plaatje staat en legt uit of je vindt dat het wel of niet kan denken. Let op: je mag niet zomaar zeggen “dat denk ik gewoon”; je moet uitleggen waarom je dat denkt. Daarna mogen de anderen aangeven of ze het daar mee eens zijn, met uitleg. Als iedereen het eens is, leg je het plaatje aan de kant die je gekozen hebt.

Mees en Peter laten hun hond Bello uit in het bos. Het is herfst, en de grond is bedekt

met een dik pak bladeren. De bomen hebben kale takken. Maar, daar, midden tussen de

hoge bomen, staat één smalle boom die al zijn groene bladeren nog heeft.

Mees zegt: “die boom denkt vast dat het nog zomer is!”

Peter kijkt Mees verbaasd aan, en hij zegt: “maar… een boom kan toch niet denken?

- Welk groepje heeft besloten dat  … niet kan denken?

- Waarom denken jullie dat … niet kan denken?
- Heeft iedereen dezelfde redenen, of sommigen ook andere?

- Wie heeft besloten dat … wel kan denken? Waarom?

- Wie heeft dit plaatje op de vraagtekenstapel gelegd? Waarom? Zijn jullie

overtuigd door argumenten van andere groepjes? Waarom wel/niet?

- Zijn er groepjes die hun antwoord willen herzien? Waarom?

Stellingenspel

- Volwassenen denken aan andere dingen dan kinderen.

- Mijn gedachten zijn in kleur.

- Soms denk ik wel eens aan helemaal niets

- Je kunt denken wat je wil.

- Ik denk in woorden.

- Een jaar geleden dacht ik aan heel andere dingen dan
   waar ik nu aan denk 

Stellingen

We gaan nu kijken naar onze eigen gedachten. Wat gebeurt daar precies in je hoofd? Heb je enig idee? Is het een warboel aan gedachten, of gebeurt alles heel precies, stap voor stap? Denk je ook wel eens helemaal niets?

Gedachtenexperiment

Je mag nu je gedachten gaan tekenen. Iedereen krijgt een leeg A4-vel, waarop je eerst een grote gedachtewolk tekent. Daarin ga je vervolgens tekenen waar jij allemaal aan denkt. Maar teken ook hoe je voor je ziet wat er in je

hoofd gebeurt: chaos? Veel kleuren? Orde? Helemaal vol? 

Hersenen les 1

LES 4

Leer je brein kennen!