modal verbs

Modal verbs
can /  may / must / have to / should  / might
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Modal verbs
can /  may / must / have to / should  / might

Slide 1 - Tekstslide

Can 
Wanneer?  (ability)
je kan het

voorbeeld:
I can give you some advice.

Slide 2 - Tekstslide

could
Wanneer?  past ability


voorbeeld:
When I was younger I couldn't walk.

Slide 3 - Tekstslide

must & have to 
Wanneer?  (obligation)
Als iets moet --> verplichting
Must is meer moeten dan have to 
Must is ook bij algemene regel
voorbeeld:
You must write everything down
You have to listen to your teacher

Slide 4 - Tekstslide

must 
Wanneer?  
Het kan niet anders (logisch)

voorbeeld:
You must be tired after running the marathon! 

Slide 5 - Tekstslide

should
Wanneer?  (advice)
Zou moeten

voorbeeld:
You should wear a coat outside

Slide 6 - Tekstslide

may 
Wanneer? (permission)
Als iets kan of mag --> toestemming hebben

voorbeeld:
May I go to the party on Friday?

Slide 7 - Tekstslide

May & might
Wanneer?  (possibility)
Als iets (heel) misschien gaat gebeuren
May is meer zeker dan might

voorbeeld:
It might snow tonight

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Fill in:
1. My grandmother is 85, but she _____ still read without glasses.
2. We are in the hospital, you _______ not smoke! 
3. _______ I borrow your car?
4. You ______ be quiet in church.
5. Shelly ______ not be here tonight. I'm not sure.
6. Adam _______ be 16, because he has a driving licence. 

Slide 10 - Tekstslide