a) Fossielen (versteende resten of afdrukken van organismen in gesteente)
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Hieruit blijkt dat meer ingewikkeld gebouwde organismen later zijn ontstaan dan de meer eenvoudig gebouwde organismen. Sommige soorten organismen hebben zich in een relatief korte tijd over grote gebieden verspreid en zijn daarna uitgestorven.
genoemd. Gidsfossielen worden voor ouderdomsbepaling van een gesteente gebruikt.
Slide 4 - Tekstslide
Fossielen van deze organismen worden gidsfossielen genoemd. Gidsfossielen worden voor ouderdomsbepaling van een gesteente gebruikt.
Slide 5 - Tekstslide
b) Homologie
Overeenkomst in bouw (b.v. vleugel van een vleermuis, de voorpoot van een mol en de arm van de mens bezitten dezelfde botten). Homologie duidt op een gelijke embryonale ontstaanswijze en dus op een gemeenschappelijke voorouder.
Slide 6 - Tekstslide
Analogie: niet dezelfde embryonale ontstaanswijze. Door aanpassing aan hetzelfde milieu zijn organen met vergelijkbare bouw ontstaan (b.v. de vleugel van een vleermuis en de vleugel van een bij)
Slide 7 - Tekstslide
c) Rudimentaire organen.Organen die hun functie verloren hebben en in de loop van de evolutie verdwijnen (b.v. de blinde darm van de mens). Dit duidt op een gemeenschappelijke voorouder met soorten die deze organen wel bezitten.
Slide 8 - Tekstslide
d) Overeenkomst in embryonale ontwikkeling van verschillende soorten. Dit duidt op een gemeenschappelijke voorouder.