week 6

week 6
les 2
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

week 6
les 2

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Vandaag:
- Uitleg voegwoorden
- Werken aan oefenblad
- Tijd over = bespreken oefenblad

Slide 3 - Tekstslide

Doelen:
Je weet wat een voegwoord is.
Je weet wat onderschikkende en nevenschikkende voegwoorden zijn.
Je weet hoe een voegwoord de zinsvolgorde kan veranderen.

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg voegwoorden
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar dit hoeft er niet altijd te staan.

Slide 5 - Tekstslide

Voegwoorden verbinden 2 zinnen met elkaar.
De keuze van het voegwoord bepaalt de volgorde van de woorden in de zinnen.

Slide 6 - Tekstslide

Er zijn 2 soorten voegwoorden:
Nevenschikkende voegwoorden
en
Onderschikkende voegwoorden

Slide 7 - Tekstslide

NEVENSCHIKKEND
Een nevenschikkend voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt’ twee gelijkwaardige hoofdzinnen, bijzinnen of woorden met elkaar.
Er zijn 5 nevenschikkende voegwoorden: want, of, dus, en, maar. Leer ze uit je hoofd:
Een ezelsbruggetje hiervoor is WODEM:
W = want O = o f D = dus E = en M = maar

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld 1
Ik ga met de fiets, want het is mooi weer.

 
Er staan eigenlijk twee zinnen:
1. Ik ga met de fiets
2. Het is mooi weer.
Door het voegwoord want wordt er één zin van gemaakt.

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld 2
B. Het is droog, dus we kunnen buiten sporten.
Er staan eigenlijk twee zinnen:

1. Het is droog.
2. We kunnen buiten sporten.

C. Bart en Anne zijn aan het kaarten.
Bart en Anne worden door het voegwoord en aan elkaar verbonden.

Slide 10 - Tekstslide

MAAK DE ZINNEN AF
  1. Iris gaat straks naar het feest, dus .....
  2. Martijn kwam te laat, want …..
  3. Joost gaat niet naar school, maar…..
  4. Ik poets mijn tanden en …..
  5. Ik was de groenten, dus …..

Slide 11 - Tekstslide

ONDERSCHIKKEND
* Een onderschikkend voegwoord verbindt een hoofdzin (belangrijkste zin) met een bijzin (minder belangrijke zin).
* De onderschikkende voegwoorden kun je niet uit je hoofd leren, omdat er heel veel van zijn.
* Als we het onderschikkende voegwoord weg zouden laten, kun je niet meer twee goedlopende zinnen maken.

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeelden
Enkele voorbeelden zijn: wanneer, als, terwijl, zodra, voordat, voor, nu, toen, nadat, zolang als, totdat, sinds, doordat, zodat, waardoor, omdat, opdat, indien, mits, tenzij, hoewel, ofschoon, ondanks dat, zoals, alsof, dat, of…

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld 1
Zaterdag gaan we lekker fietsen, zoals we dat vorige week ook deden.
De tweede zin is geen goedlopende zin:

1. Zaterdag gaan we lekker fietsen. (goed!)
2. We dat vorige week ook deden. (fout!)
In het tweede deel van de zin staan de woorden in de verkeerde volgorde. Er had eigenlijk moeten staan:
We deden dat vorige week ook.

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld 2
B. Het heeft hard geregend, waardoor er overal plassen liggen.
De tweede zin is geen goedlopende zin:
1. Het heeft hard geregend. (goed!)
2. Er overal plassen liggen. (fout!)
In het tweede deel van de zin staan de woorden in de verkeerde volgorde. Er had eigenlijk moeten staan:
Er liggen overal plassen.

Slide 15 - Tekstslide

MAAK DE ZINNEN AF
  1. Iris gaat straks naar het feest, hoewel …..
  2. Martijn kwam te laat, doordat …..
  3. Joost gaat niet naar school, omdat …..
  4. Ik poets mijn tanden, voordat …..
  5. Ik was de groenten, terwijl …..
  6. Ik weet niet zeker of …..

Slide 16 - Tekstslide

Werken aan oefenblad
In tweetallen.
Tot 15/10 minuten voor het eind van de les.
Maak het oefenblad.
Gebruik je aantekeningen.
Stel je vragen.

Slide 17 - Tekstslide

week 6
les 3

Slide 18 - Tekstslide

Vandaag:
- Indien nodig: bespreken werkblad voegwoorden
Spreekopdracht (gebruiken voegwoorden)
Uitleg folder + werken aan folder

Slide 19 - Tekstslide

Doel:
Je kunt voegwoorden gebruiken.
Je weet wat je moet doen voor de folder.

Slide 20 - Tekstslide

Spreekopdracht 
  • Ik vind dat iedereen volgens de Schijf van Vijf moet eten.
  • Eten volgens de Schijf van Vijf is makkelijk.
  • Alle kinderen moeten op school leren over gezond eten.
  • In de kantine kunnen we voldoende gezond eten en drinken kopen.
  • Ik wil tijdens de les vaker bewegen.
  • Wij moeten meer gymles (PE) krijgen op school.
  • Ik wil gezond leren koken.
  • Duurzaam eten kun je proeven.


Slide 21 - Tekstslide

Uitleg folder + werken aan folder

Slide 22 - Tekstslide

 folder 

Slide 23 - Tekstslide

Folders
Een folder is een soort dun boekje met informatie over of reclame voor een bepaald onderwerp.

De belangrijkste doelen van een folder zijn interesse wekken en informeren.


Slide 24 - Tekstslide

Doelen :



  • Je weet wat folders zijn en waar ze voor gebruikt worden.
  • Je weet  welke informatie folders bevatten en hoe de lay-out van een folder eruitziet.
  • Je weet wat er van je verwacht wordt bij het summative assessment (C; speaking).

Slide 25 - Tekstslide

Waaraan denk je bij informatiefolders?
Welke onderwerpen?

Slide 26 - Open vraag

Wat verwacht je bij een folder over 'Eten, drinken en een gezond gebit'?

Slide 27 - Open vraag

In een folder moet staan:
1. Inleiding; Waarom deze folder? 
2. Informatie verdeeld in alinea's, kort en bondig
3. Duidelijke kopjes
4. Antwoorden op veel gestelde vragen
5. Waar meer informatie te vinden is
5. Plaatjes/foto's ter ondersteuning

Slide 28 - Tekstslide

Voorbeeld
folder

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht 1
* Bekijk je folder
* Wat staat er in de inleiding?
* welke kopjes zijn gebruikt?
* Welke antwoorden op veelgestelde vragen worden gegeven?
* Zijn er verwjzingen naar meer informatie?
* Wat kun je zeggen over de lay-out?

Slide 31 - Tekstslide

Folders: de inhoud
In een folder kun je geen grote hoeveelheden achtergrondinformatie kwijt. Het is tenslotte geen boek.

De inhoud  is daarom meestal beperkt tot algemene zaken en de antwoorden op de meest gestelde vragen.

In een folder wordt vaak ook aangegeven waar de lezer meer informatie kan vinden.

Slide 32 - Tekstslide

Uiterlijk folders
Een folder is  vaak een liggend A4-blad dat in 3 kolommen gevouwen is.

De tekst in een folder loopt niet door van de ene kolom naar de andere.

Folders bevatten altijd foto’s en/of illustraties die de tekst ondersteunen.

De tekst van de folder is afgestemd op de doelgroep


Slide 33 - Tekstslide

Als jouw doelgroep jongeren is, hoe spreek je deze dan aan?
A
u
B
jij
C
mag allebei

Slide 34 - Quizvraag

Wat?
Je presenteert je folder aan mij.
Hoe?
Je vertelt gedurende 4/5 minuten over je folder. 
Wanneer?
Vanaf 1 april.



Slide 35 - Tekstslide

opdracht summative
Waarom je voor het onderwerp hebt gekozen
Hoe je te werk bent gegaan / Hoe je onderzoek hebt gedaan
Wat je van het onderwerp te weten bent gekomen / Wat je ervan geleerd hebt
Waarom anderen jouw folder zouden moeten lezen
Wat je van je eindresultaat vindt

Slide 36 - Tekstslide

beoordeling summative
i.use a wide range of vocabulary (woorden die je hebt geleerd)
ii.use a wide range of grammatical structures generally accurately (voegwoorden)
iii.use clear pronunciation and intonation in a comprehensible manner
iv.communicate all the required information clearly and effectively 

Slide 37 - Tekstslide

Plan van aanpak
Je maakt de folder alleen. Dat mag op de computer of op papier. Je folder is  af op 31 maart.
Stappenplan:
* Onderwerp kiezen --> doorgeven aan mij
* Vragen bedenken/Wat wil je weten?
* Informatie verzamelen/bronnen zoeken en noteren --> ATL
* Globale opzet maken (kopjes, titel)
* Schrijven
* Lay-out
* Controleren

Slide 38 - Tekstslide

Waarover gaat de folder? - voeding
 gezond eten/ vegetarisch eten / veganistisch eten
verslaving (drank, alcohol, roken)
eetstoornissen (boulimia, anorexia)
allergieën (bijvoorbeeld noten- of lactoseallergie)
sport & eten
eigen onderwerp (in overleg met de docent)

Slide 39 - Tekstslide

Vragen?
VRAGEN?

Slide 40 - Tekstslide