HV1Chapitre1CD

Chapitre 1
C & D
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Chapitre 1
C & D

Slide 1 - Tekstslide

Hoe zeg je in het Frans:
het zwembad

Slide 2 - Open vraag

Hoe zeg je in het Frans:
ik ben

Slide 3 - Open vraag

Vertaal: hier
A
aussi
B
ici
C
pourquoi
D
donc

Slide 4 - Quizvraag

Vertaal: de dag
A
la fille
B
la nuit
C
le copain
D
le jour

Slide 5 - Quizvraag

Wat hoort er NIET bij?
A
le frère
B
le garçon
C
la fille
D
le copain

Slide 6 - Quizvraag

Vertaal: ik woon
A
je suis
B
j'habite
C
on joue
D
tu parles

Slide 7 - Quizvraag

Hoe zeg je in het Frans?
Hallo, hoe gaat het?

Slide 8 - Open vraag

C'est quoi?
C'est quoi?

Slide 9 - Tekstslide

C'est quoi?
C'est quoi?

Slide 10 - Tekstslide

C'est quoi?
C'est quoi?

Slide 11 - Tekstslide

C: Phrases-clés
Hallo, hoe gaat het?
Bonjour, ça va?
Het gaat goed, en met jou?
Ça va bien, et toi?
Hoe heet jij?
Comment tu t'appelles?
Ik heet...
Je m'appelle...
Waar woon jij?
Tu habites òu?
Ik woon in...
J'habite à...
Wat is dat? Dat is een..
C'est quoi? C; est un.(e)....

Slide 12 - Tekstslide

D: Lidwoorden 

Slide 13 - Tekstslide

Wat zijn voorbeelden van lidwoorden in het Nederlands?
A
op - onder - in
B
de - het - een
C
mooi - groot - klein
D
moeder - kind - jurk

Slide 14 - Quizvraag

Lidwoorden in het Nederlands
de hond
het meisje
een kind

Slide 15 - Tekstslide

Lidwoorden in het Frans
mannelijk woord
le
le père
de vader
vrouwelijk woord
la
la mère
de moeder

Slide 16 - Tekstslide

Fais exercice 16a (p. 32)
timer
1:00

Slide 17 - Tekstslide

Klinker of "stomme h"
mannelijk woord
le hôtel
l'hôtel
het hotel
vrouwelijk woord
la amie
l'amie
de vriendin

Slide 18 - Tekstslide

Wat is het juiste lidwoord voor
___ truc (m) ?
A
le
B
la
C
l'

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het juiste lidwoord voor
___ tante (v)
A
le
B
la
C
l'

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het juiste lidwoord voor
___ oncle?
A
le
B
la
C
l'

Slide 21 - Quizvraag

Fais exercice 16c
timer
1:00

Slide 22 - Tekstslide

Meervoud
Le chien > Les chiens
Le garçon > Les garçons
La fille > Les filles
L'hôtel > Les hôtels
Wat valt je op aan het lidwoord èn aan het zelfstandig naamwoord?

Slide 23 - Tekstslide

Meervoud
Le chien > Les chiens
Le garçon > Les garçons
La fille > Les filles
L'hôtel > Les hôtels
Wat valt je op aan het lidwoord èn aan het zelfstandig naamwoord?

Slide 24 - Tekstslide

Wat is het meervoud van "la maison" ?

Slide 25 - Open vraag

Wat is het meervoud van "l'ami"?

Slide 26 - Open vraag

Fais exercice 16d
timer
1:00

Slide 27 - Tekstslide

"Een"
le/l'
un
un garçon
een jongen
la/l'
une
une fille
een meisje

Slide 28 - Tekstslide

Waardoor kun je "la copine" vervangen?
A
un copine
B
une copine

Slide 29 - Quizvraag

Waardoor kun je "le chien" vervangen?
A
un chien
B
une chien

Slide 30 - Quizvraag

Au travail!
Exercices à faire:
16abc
 17abd (e mag je proberen)
18

Klaar? leren C en D

Slide 31 - Tekstslide